VOORLOPIG …….. GEEN RESULTAAT : TELEURSTELLENDE VERGADERING IN DEN HAAG

 
 
” Het VOORLOPIGE verslag moet gereed worden gemaakt… volgende week is het er wel” zo zei de griffier ons als we bellen met de griffie.
Onze VOORLOPIGE indruk van dinsdag 16.45 uur tot 22.00 uur van de VERGADERING VASTE KAMERCOMMISSIE VWS-JEUGD met Ministers De Jonge en Dekker
 
Ik luisterde tot 21.30 uur ( al 6 keer bezocht nu dus via livestream-bezoekers niet toegestaan ).
Waar ging het over bij de Kamerleden en minister De Jonge:
budgetplafond, meerkosten, reikwijdte, fusietoets, omzetgarantie, budgettaire kaders, stelselherziening, doorzettingsmacht, continuïteitsprincipe, duidelijke criteria, aanbestedingsrichtlijn, 6000 zorgaanbieders, systeem, soorten contracten, zorgplekken creëren, woonplaatsbeginsel, zorginkooptraject, omzetregeling, regio-indelingsverschillen.
 
Daar ging het om!
En natuurlijk ook over die 10 kinderen/jongelui, die in Hoenderloo al maanden op de wip zitten en waar maar
geen plek voor komt. Ze bouwen nog ……
NIET, NIET over de nood onder duizenden kinderen en duizenden ouders:
– hele slechte bezoekregelingen,leidend tot massale ouderverstoting en kinderen KWIJT
– slechte ondeskundige rapporten van instanties en kostenslurpende instanties
– kritiekloze, alles- afstempelende kinderrechters
 
Oh, ja, nog een nieuwe afkorting gehoord naast al die andere afkortingen:
emvi = economisch meest voordelige inschrijving.
Er waren 8 Kamerleden van de 25 leden van deze Vaste Kamercommissie.
Dit keer wat meer, vaker zijn er maar 5 of 6 Kamerleden …….
 
Aanwezig: Lisa Westerveld GL, Martin Wordorfer VVD, Raemakers D66, Janssen PVV, Peters CDA,Hijink SP, Joel Voordewind CU, Attje Kuiken PvdA
 
VOORLOPIGE INDRUK:
HEEFT HET NOG ZIN OM MET KAMERLEDEN TE SPREKEN, BELLEN, MAILEN, MESSENGERS ?
Er is wel drie(3) maal in 2019 door STICHTING Dutch Child Center gesproken met bijvoorbeeld Rene Peters CDA, hij weet alles vaak al. Daar blijkt in zo’n vergadering NIETS van. Met Martin Worsdorfer VVD is uitgebreid gebeld en gesproken, ook bij demonstrerende moeders: JE ZIET/HOORT ER NIETS VAN TERUG.
Zowel Rene Peters als Martin Worsdorfer: coalitie …… (genoten)
Minister de Jonge: zeer bespraakt, heel behendig, vaak afschuivend op gemeenten en regio’s.
Minister Dekker: nauwelijks aan het woord geweest. Geen vragen, dan geen antwoorden.
 
Wat een VERTONING:
Kamerleden mogen slechts 6 minuten iets zeggen + 4 interrupties, minister De Jonge minimaal 2 uur
 
Jan van der Kooi

Vergadering 23 juni 2020

Vaste Kamercommissie VWS – Jeugd vergadert  eindelijk weer morgen

DINSDAGMIDDAG 23 juni van 16.00 – 22.00 uur

en kijk livestream naar het resultaat van al onze brieven, gesprekken en demonstraties.

Publiek is nog niet toegestaan.
Schrik niet van de agenda: min.23 punten …

Jan van der Kooi

LINK NAAR:  Vergadering Vaste Kamercommissie VWS Jeugd

Bijlage 20.46 Vaste K.c.sie VWS vvergad. 23-06-2020

Bijlage 1

IGJ verdenkt 100 zorgverleners van seksueel misbruik

IGJ verdenkt 100 zorgverleners van seksueel misbruik

De IGJ kreeg vorig jaar te maken met 99 zorgverleners die vermoedelijk seksueel misbruik hebben gepleegd. Het gaat daarbij onder meer om verkrachting of aanranding van cliënten en patiënten.

Politie en OM

Dat blijkt uit onderzoek van de inspectie. De inspectie heeft over elke zaak steeds contact opgenomen met de politie en het Openbaar Ministerie, voor overleg en afstemming over het onderzoek naar het seksueel misbruik. De IGJ doet zelf in principe geen aangifte. “Die beslissing is aan het slachtoffer en de zorginstelling”, aldus de woordvoerder van de IGJ.

Wel vraagt de inspectie de zorginstelling een melding goed te onderzoeken. De IGJ beoordeelt daarna of het onderzoek zorgvuldig en voortvarend (binnen maximaal acht weken) is uitgevoerd door de zorginstelling. Ook ziet de inspectie toe of de maatregelen die de leiding heeft genomen “passend” zijn.

Rechtszaak

Onbekend is hoeveel keer zorginstellingen en slachtoffers aangifte hebben gedaan bij de politie en hoe vaak dat heeft geleid tot een rechtszaak. De IGJ geeft wel aan dat op grond van seksueel grensoverschrijdend gedrag het afgelopen jaar meerdere medewerkers op non-actief zijn gesteld of zijn ontslagen.

Seksueel misbruik

Vorig jaar kwamen bij de IGJ 290 meldingen binnen over seksueel overschrijdend gedrag of misbruik – in 99 gevallen had de inspectie hierover dus overleg met de politie. Het ging daarbij ook om meldingen van seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen cliënten onderling. De meeste meldingen kwamen uit de gehandicaptenzorg (negentig) en de jeugdhulp (eveneens negentig). Uit de ggz kwamen zestig meldingen binnen en uit de ouderen- en thuiszorg dertig. Uit de andere sectoren, zoals ziekenhuizen, apothekers, tandartsen en huisartsen, kwamen weinig of geen klachten.

“Binnen de gehandicaptenzorg hebben we te maken met een groep zeer kwetsbare cliënten die niet altijd goed in staat is om voor zichzelf op te komen”, zegt de woordvoerder. “Ze kunnen ook niet altijd goed de situatie inschatten.” De IGJ wijst er op dat het “niet uitmaakt” of cliënten zelf aandringen op seks of op een seksuele relatie: “Tijdens een zorgrelatie zijn cliënten afhankelijk van zorgverleners en daarom is het nooit toegestaan.”

Einde aan contact

Als een zorgverlener een relatie met een cliënt wil aangaan, moet hij expliciet en een volledig einde maken aan elk contact met hem, schrijft de IGJ voor. Sommige beroepsgroepen eisen in die gevallen een ‘afkoelperiode’. De Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland heeft uitgebreide protocollen en handleidingen met betrekking tot seksualiteit, vriendschap, intimiteit en seksueel misbruik.

De IGJ merkt op dat praten over seksuele relaties vaak een taboe is in de zorg: “Veel organisaties in de zorg mijden het onderwerp, terwijl uit ons onderzoek blijkt dat medewerkers behoefte hebben aan voorlichting. Er zijn trainingen voor hen beschikbaar, maar het blijkt echter moeilijk om deze kennis organisatiebreed te verspreiden.” De inspectie heeft in 2016 voor de zorgsector een brochure over dit onderwerp gepubliceerd met de titel ‘Het mag niet, het mag nooit’.

BRON

Antwoorden op Kamervragen van de Kamerleden 5 juni 2020

Antwoorden op Kamervragen van de Kamerleden Wörsdörfer (VVD) en Westerveld (GL) over het artikel ‘Jeugdzorgbedden weg in Oss en Boxtel, kan dat wel?’.
5 juni 2020
 
Vraag 1. Bent u bekend met het artikel ‘Jeugdzorgbedden weg in Oss en Boxtel, kan dat wel?’? 1)
Antwoord op vraag 1. Ja.
 
Vraag 2.
Op welke wijze wordt er op regionaal, maar ook op landelijk niveau ‘meegekeken’ en bezien wat dit voor impact heeft op de wachtlijsten voor zwaardere jeugdzorg?
Antwoord op vraag 2.
Gemeenten hebben de jeugdhulpplicht. Zij dienen hiertoe in voldoende mate jeugdhulp in te kopen, opdat zij tijdig passende jeugdhulp kunnen bieden. Bij te lange wachttijden is er geen sprake van tijdig passende jeugdhulp. Gemeenten dienen hier dus rekening mee te houden bij hun inkoop.
Waar nodig verplicht de Jeugdwet gemeenten om regionaal samen te werken waar dit een doelmatige en doeltreffende uitvoering van de Jeugdwet ten goede komt. In de memorie van toelichting wordt dit nader uitgewerkt en wordt onder andere aan de inkoop van specialistische vormen van jeugdhulp gerefereerd.
De combinatie van regionale samenwerking en de jeugdhulpplicht maakt dat bij de inkoop van specialistische vormen van jeugdhulp voldoende regionaal ‘meegekeken’ zou moeten worden op de impact op wachtlijsten.
In het artikel van het Brabants Dagblad zijn het de samenwerkende gemeenten in de jeugdzorgregio Noordoost-Brabant die gezamenlijk de specialistische vormen van jeugdhulp inkopen.
In de praktijk blijkt de regionale samenwerking tussen gemeenten nog wel eens onder druk te staan. Dit leidt tot problemen welke ik onder meer in mijn brief aan uw Kamer van 7 november 20191 heb toegelicht.
Zoals aangekondigd ben ik dan ook voornemens om een aantal aanpassingen in de Jeugdwet door te voeren, waaronder het vastleggen van niet-vrijblijvende samenwerking tussen gemeenten op een aantal onderdelen.
Deze niet-blijvende samenwerking dient ook te leiden tot een betere afstemming tussen jeugdhulpregio’s bij de inkoop van specialistische vormen van jeugdhulp. Dit opdat de optelsom van de inkoop op regioniveau ook op het bovenregionale en landelijke niveau tot voldoende beschikbaarheid van specialistische jeugdhulp leidt.
In mijn brief van 20 maart 2020 ‘Perspectief voor de Jeugd’2 heb ik u geïnformeerd hoe ik een niet vrijblijvende regionale samenwerking ga vormgeven.
 
Vraag 3.
Bent u ervan op de hoogte dat met enige regelmaat in rapporten van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd wordt geconstateerd dat er sprake is van wachtlijsten voor bepaalde behandelingen voor jongeren, waaronder de zogenoemde zware jeugdzorg? Zo ja, voert u hierover ook gesprekken met de
Inspectie?
1 Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, 31 839, nr. 699
2 Tweede Kamer, vergaderjaar 2019-2020, 31839, nr. 723
Pagina 2 van 4
Antwoord op vraag 3.
De inspectie heeft inderdaad de afgelopen tijd in een aantal publicaties geconstateerd dat sprake is van wachtlijsten. Voorbeelden daarvan zijn het rapport naar aanleiding van toezicht bij drie Rotterdamse jeugdhulpaanbieders, Enver, Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (JBRR) en de Rotterdamse wijkteams van april 20193, de Factsheet Terugdringen vrijheidsbeperkende maatregelen in de Jeugdzorgplus van juni 20194, het rapport over de gecertificeerde instellingen Kwetsbare kinderen onvoldoende beschermd en het signalement over de jeugdbeschermingsketen dat de inspectie uitbracht met de Inspectie Justitie en Veiligheid, beiden van november 20195.
De inspectie constateert hierbij onder meer dat er voor de meer kwetsbare groepen sprake is van een stapeling van wachttijden.
 
Vraag 4.
Is er bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd een beeld voor welke behandelingen deze wachtlijsten zijn en wat de omvang is? Zo ja, kunt u dit met de Kamer delen?
Antwoord op vraag 4.
De inspectie gaat als toezichthouder na of er verantwoorde en veilige jeugdhulp wordt geleverd. De IGJ richt zich met haar thematisch toezicht onder andere op de vraag of kinderen en hun ouders tijdig passende hulp krijgen bij de aanpak van hun problemen. Uit het toezicht bij de gecertificeerde instellingen komt overstijgend naar voren dat juist kinderen en gezinnen met de meest complexe problemen het langst moeten wachten op hulp. Deze kinderen hebben vaak met een cumulatie van wachttijden (bij verschillende instellingen) te maken.
Naast thematisch toezicht voert de inspectie toezicht uit op de afzonderlijke jeugdhulpinstellingen. Bij het toezicht op afzonderlijke instellingen gaat zij na of verantwoorde en veilige jeugdhulp wordt geleverd. De inspectie houdt niet van elke instelling bij of, en zo ja, hoe lang de wachttijd is. Hier zijn gemeenten verantwoordelijk voor. Zij hebben de jeugdhulpplicht en zijn verantwoordelijk voor voldoende passend hulpaanbod.
 
Vraag 5.
Bent u het met ons eens dat wijzigingen van wetten en beleid gebaseerd moeten zijn op feiten en analyses? En bent u het met ons eens dat zicht op de omvang en aard van de wachtlijsten daarvoor dan ook relevant is?
Antwoord op vraag 5.
Vanzelfsprekend dient wetgeving en beleid zo veel als mogelijk gebaseerd te zijn op feiten en analyses. Het zicht op de aard, omvang en daarmee oplossingsrichtingen van te lange wachttijden is daar ook relevant voor, echter niet op landelijk niveau. De aard, omvang en met name ook de oorzaken van wachttijden verschillen door het land sterk van elkaar, en dus is een regionale aanpak noodzakelijk, met regionaal inzicht. Alleen op regionaal niveau kan een passende oplossing voor te lange wachttijden worden geboden.
 

Nieuwsbrief juni 2020

Geachte belangstellenden, ouders en donateurs.

In de bijlage de nieuwsbrief van Stichting Dutch Child Center met nieuws en feiten.
Veel leesplezier
En zien graag weer uw reacties tegemoet
Met vriendelijke groet
Stichting Dutch Child Center
[T] 0620673029