Antwoorden op Kamervragen over het ondoorzichtige keuringsysteem van de jeugdbescherming

30-08-2021 jeugdbescherming cliëntenparticipatie

Minister voor Rechtsbescherming Sander Dekker (VVD) geeft antwoord op de vragen naar aanleiding van Kamervragen over het ondoorzichtige keuringsysteem van de jeugdbescherming. De vragen zijn gesteld door lid René Peters (CDA).

 

Antwoorden op Kamervragen van lid Peters over het ondoorzichtige keuringsysteem van de jeugdbescherming (2021Z13974).

Vraag 1.

Wat is uw reactie op het feit dat het Keurmerkinstituut in januari 2019 constateerde dat Jeugdbescherming Limburg de cliëntenparticipatie niet op orde had en dat dit door het instituut werd bestempeld als ‘kritisch feit’? 1)

Antwoord op vraag 1.

Een instelling die jeugdbescherming en jeugdreclassering wil uitvoeren, dient gecertificeerd te zijn. Het Keurmerkinstituut (KMI) is de certificerende instelling die de certificaten verstrekt en regelmatig audits uitvoert bij gecertificeerde instellingen (GI’s) om te kunnen beoordelen of een GI blijft voldoen aan de eisen van het certificaat. Als een GI op één of meer onderdelen naar het oordeel van het KMI niet aan deze eisen voldoet, en het naar het oordeel van het KMI om een wezenlijk onderdeel gaat, merkt het KMI dit als een kritisch feit aan. Wanneer dat gebeurt, moet de GI zorgen dat zij haar bedrijfsvoering binnen korte tijd bijstelt zodat deze tekortkoming wordt opgelost. Het is vervolgens aan het KMI om te beoordelen of deze acties door de GI worden genomen. Ik begrijp van het KMI dat zij dat ook heeft beoordeeld.

Vraag 2.

Is het juist dat de cliëntenparticipatie bij Jeugdbescherming Limburg in 2020 en 2021 nog steeds niet op orde is en dat audits laten zien dat de situatie slechter is geworden, maar dat dit geen gevolgen heeft voor de certificering?

Antwoord op vraag 2.

Het KMI heeft mij meegedeeld dat zij van mening is dat er geen sprake is van gebrekkige cliëntenparticipatie, omdat Bureau Jeugdzorg Limburg (BJL) ook andere kanalen en methoden toepast om tot cliëntparticipatie te komen. Dit betreft onder andere overleg met individuele jeugdigen en ouders, cliënttevredenheidsonderzoeken en spiegelgesprekken met cliënten. Het KMI geeft aan te hebben vastgesteld dat deze inspanningen effect hebben. BJL heeft over het functioneren van de cliëntenraad zelf gesignaleerd dat dit nog niet tot het gewenste resultaat leidt. BJL heeft daarop maatregelen genomen om het functioneren alsnog te verbeteren. Daarmee voldoet BJL naar het oordeel van het KMI aan de normen.

Vraag 3.

Heeft u kennisgenomen van de stelling op de website van het Keurmerkinstituut dat bij kritische feiten de getroffen maatregelen binnen drie maanden na de laatste auditdag aantoonbaar effect moeten hebben, dat hiervoor overtuigend bewijs moet worden overlegd en dat als dat niet lukt het certificaat in gevaar is?

Antwoord op vraag 3.

Ja. Dit is de gebruikelijke gang van zaken, zie ook mijn antwoord op vraag 1. Dit is neergelegd in de Beleidsregel systeemcertificatie van het KMI.

Vraag 4.

Wat is uw reactie op de berichtgeving dat het Keurmerkinstituut in het geval van jeugdbescherming Limburg zich niet lijkt te houden aan zijn eigen stellingname en de gebrekkige cliëntenparticipatie kennelijk voor lief neemt door er, in tegenstelling tot wat er op de website staat, geen gevolgen aan te verbinden?

Antwoord op vraag 4.

Het Keurmerkinstituut toetst bij iedere audit of de cliëntenparticipatie op orde is en verbindt daar indien nodig gevolgen aan. In het geval van BJL is de cliënten participatie als voldoende beoordeeld. Zie ook mijn antwoord op vraag 2.

Vraag 5.

Deelt u de mening dat hiermee in strijd wordt gehandeld met het doel van certificering om kwaliteit te garanderen en de jeugdbescherming in staat te stellen om met behulp van de cliëntenraad, ouders en kinderen op een zo goed mogelijke manier te helpen en bij te staan?

Antwoord op vraag 5.

Naar mededeling van het KMI hebben de certificatieaudits ertoe geleid dat BJL, naar aanleiding van de door het KMI gesignaleerde afwijkingen in 2019, aantoonbaar inspanningen heeft verricht om tot effectieve cliëntparticipatie te komen.

Vraag 6.

Kunt u precies aangeven hoe en waarom een instelling het predicaat gecertificeerd krijgt of verliest?

Antwoord op vraag 6.

Een instelling komt in aanmerking voor een certificaat als deze voldoet aan het normenkader dat is vastgesteld bij de Regeling normenkader jeugdbescherming en jeugdreclassering, een ministeriële regeling op grond van artikel 3.4 van de Jeugdwet. Door middel van periodieke audits houdt het KMI toezicht op de naleving van de eisen van het normenkader. De verlening van een certificaat vindt plaats nadat het KMI met goed resultaat een keuring van de bedrijfsprocessen van een kandidaat-GI heeft verricht, die zo’n keuring heeft aangevraagd. De keuring vindt plaats naar de normen op basis van het ‘Normenkader ten behoeve van certificering van uitvoerende organisaties voor Jeugdbescherming en Jeugdreclassering’, die zijn beschreven in het ‘Certificatieschema voor toetsing van het kwaliteitsmanagementsysteem van uitvoerende organisaties voor Jeugdbescherming en Jeugdreclassering versie 2.0’. Dit certificatieschema sluit aan bij de internationale normen voor managementsysteemcertificatie, ISO/IEC 17021-1:2015 en de daarbij behorende documenten. Een instelling kan het certificaat verliezen als deze niet langer voldoet aan de eisen van het normenkader en certificatieschema. Om vast te stellen of een instelling nog steeds voldoet verricht het KMI periodiek een audit. Het KMI kan dit eveneens incidenteel doen, indien daartoe aanleiding bestaat. Als het KMI in de audit afwijkingen constateert, moet de instelling een plan van aanpak indienen dat tot doel heeft om de afwijking weg te nemen. De implementatie van dit plan wordt binnen drie maanden na de laatste auditdag getoetst. Als de instelling bij verificatie aan de gestelde eisen voldoet kan het KMI een certificaat verlengen. Ingeval een GI niet aan de eisen voldoet dreigt intrekking en zou zonder nadere maatregel de continuïteit van de uitvoering van lopende jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringsmaatregelen in gevaar komen. In een dergelijk geval kan op basis van het besluit ‘Algemene aanwijzingen tijdelijk certificaat jeugdbescherming en jeugdreclassering’ een tijdelijk certificaat worden verleend. De aanwijzingen voorzien er in dat, als een instelling niet aan de eisen kan voldoen, er tijd is voor een ordelijke overdracht van jeugdigen naar een andere gecertificeerde instelling.

Vraag 7.

Hoe en door wie wordt het Keurmerkinstituut precies gecontroleerd?

Antwoord op vraag 7.

Het KMI is door mij aangewezen als certificerende instelling onder voorwaarde van accreditatie. Het KMI is geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie (RvA). De RvA beoordeelt de competentie, consistente bedrijfsuitoefening en onpartijdigheid van het KMI bij de uitvoering van het certificatieschema door middel van jaarlijkse beoordelingen. Daarnaast zijn de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Inspectie Justitie en Veiligheid belast met het onderzoeken van de kwaliteit van het KMI. In dat kader wonen de inspecties periodiek een aantal audits bij van het KMI en beoordelen zij aan de hand daarvan of het nodig is om verder toezicht te houden. De conclusie van de beoordeling in 2019 was dat op dat moment geen reden bestond om verder toezicht uit te voeren of te plannen. Voor 2022 bezien de inspecties opnieuw of en welke audits van het KMI de inspecties gaan bijwonen. Op basis van bovenstaande onderzoeken stel ik vast of het KMI aan de wettelijke voorschriften blijft voldoen.

Vraag 8.

Kunt u aangeven wie er toegang hebben tot de auditrapporten?

Antwoord op vraag 8.

Bij auditrapporten kan het om twee verschillende soorten audits gaan. Ten eerste zijn er de audits van het KMI. Het KMI stelt deze auditrapporten ter beschikking aan de geauditeerde instelling, middels een private overeenkomst met de GI. De GI beslist of zij auditrapporten ter beschikking van derden stelt. Dit is de gangbare handelwijze bij certificering. De RvA heeft in het kader van haar periodieke accreditatiebeoordeling wel toegang tot auditrapporten van het KMI over gecertificeerde instellingen, die zij steekproefsgewijs gebruikt bij die beoordeling. Ten tweede zijn er audits op het KMI door de RvA. Voor de auditrapporten van de RvA geldt op grond van Europese regelgeving en internationale ISO-eisen dat deze standaard vertrouwelijk blijven. Het KMI mag zelf besluiten auditrapporten van de RvA al dan niet te delen met derden.

Vraag 9.

Is het juist dat de auditrapporten niet toegankelijk zijn voor gemeenten en de cliëntenraad? Zo ja, deelt u de mening dat het gemeenten op deze manier onmogelijk wordt gemaakt om vast te stellen of een aanbieder Pagina 5 van 5 Directoraat-Generaal Straf f en en Beschermen Directie Sanctietoepassing en Jeugd voldoet aan de kwaliteitseisen en dat het voor de cliëntenraden niet goed mogelijk is om onafhankelijk te opereren?

Antwoord op vraag 9.

Uit het antwoord op de voorgaande vraag volgt dat gemeenten niet zonder medewerking en instemming van de GI toegang hebben tot auditrapporten. Wel kan de gemeente (of meer in het algemeen de opdrachtgever) met de GI overeenkomen in het kader van de inkooprelatie dat de GI inzage geeft in het auditrapport. Dit gebeurt zeer regelmatig. Voor de cliëntenraad geldt dat het aan de gecertificeerde instelling is om te beslissen of zij een auditrapport ter beschikking stelt aan de cliëntenraad. Hoe vaak dit gebeurt is mij niet bekend. Het KMI heeft mij met betrekking tot de audit bij BJL medegedeeld dat de bevindingen van het auditrapport in aanwezigheid van de cliëntenraad met het bestuur zijn besproken. Ten overvloede merk ik op dat de cliëntenraad geen rol als toezichthouder heeft, maar de gemeenschappelijke belangen van cliënten behartigt. In dat kader heeft de cliëntenraad onder meer een adviesrecht over het beleid en de organisatie van de GI. Daarbij moet de GI aan de cliëntenraad de voor haar taak benodigde informatie verstrekken. Of dat ook auditrapporten omvat is ter beoordeling aan de GI.

Vraag 10.

Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat er een einde komt aan dit ondoorzichtige keuringssysteem en gemeenten en cliëntenraden toegang krijgen tot de auditrapporten?

Antwoord op vraag 10.

Gezien de antwoorden op eerdere vragen deel ik niet de in de vraag verwoorde opvatting. Het KMI houdt toezicht op de gecertificeerde instellingen en wordt door de RvA en de Inspecties gecontroleerd. Gemeenten en cliëntenraden kunnen afspraken maken over de inzage in de auditrapporten.

Bron: Antwoorden op Kamervragen over het ondoorzichtige keuringsysteem van de jeugdbescherming

DOWNLOAD Antwoorden op Kamervragen

COMMENTAAR :
Het KEURMERK INSTITUUT in Zoetermeer keurt alle G.I’s: de Geraffineerde Instellingen voor gemene jeugdhulp.
En zoals alom bekend kom je al snel in een woordenspel terecht, waarbij de ambtenarentaal botst
met de taal van vaders en moeders, van burgers, van inwoners.
Cliënten worden niet gehoord of voelen zich niet gehoord en al snel is er een klacht. Vaak terecht.
Vaders en moeders krijgen NIET de kans/ krijgen geen kansen. Om bijvoorbeeld dingen anders
te doen in het gezin of dat kinderen minder spanningen hebben.
Geraffineerde Instellingen krijgen ALLE kansen ( gewone taal) of gelegenheid ( ambtenarentaal)tot verbeteringen.
En als blijkt dat het functioneren beter gaat, dan voldoet zo’n G.I. al heel snel wel aan de normen.
Vaders en moeders in aanraking met Jeugd “bescherming” voldoen nooit meer aan de normen
(wat ze ook doen aan cursussen) en raken kinderen definitief KWIJT.
Geraffineerde Instellingen blijven altijd bestaan op grond van de normen, die ze zelf hebben gemaakt.
Hoe ondoorzichtig, hoe leugenachtig wil je het hebben.
Wij zijn gecertificeerd en geraffineerd in dubieuze rapporten, in autoritair optreden, in ouderverstoting

Betoog: De makke van meldpunten

(makke = gemakkelijkheid, het gemak)

VNG   27 augustus 2021   Auteur: Bert Wienen | Beeld: Jantina Mulder

Voor veel sociale problemen is er inmiddels een meldpunt. Het is een beproefde route om zorgen en ergernissen te adresseren en hulp op te starten. Maar in de praktijk schieten ze hun doel volledig voorbij. Het is een dood spoor, stelt Bert Wienen.

Deze zomer was de 2Doc-documentaire Goede moeders te zien. Verhalen over baby’s die na de geboorte bij ouders worden weggehaald. Badderende peuters die onder toeziend oog van de politie ruw van ouders worden gescheiden. Jonge kinderen die uit de klas worden gehaald en niet meer thuiskomen. Ouders die camera’s ophangen om te voorkomen dat ‘ze’ hun kind afpakken. Gebeurt dit in Nederland? Wat een impact. Wat een schade. En wat weinig gerichtheid op herstel vanuit mogelijkheden die er ook zijn.

Een week voor de documentaire publiceerden we vanuit de VNG een essay waarin we de mechanismen willen blootleggen die leiden tot uithuisplaatsingen en andere onmachtige antwoorden op sociale problemen: overlast op straat, herrie in de portiek, geweld achter de voordeur, verwarde personen. Sociale problemen die, hoe schrijnend ook, bij het leven horen en die vanuit dat gewone leven antwoord en reactie moeten krijgen.

We noemden ons essay De makke van meldpunten, omdat de explosie aan publieke meldpunten symbool staat voor de wijze waarop we met sociale vragen en problemen omgaan. Inwoners en professionals als docenten en verpleeg- en verloskundigen gaan niet meer zelf begeleidend naast mensen staan, maar laten het over aan derde instanties, aan meldpunten.

Zorgen adresseren

Het valt hun nauwelijks te verwijten. Sterker, het is een doelbewuste keuze van politiek en beleid om hulp en ondersteuning via deze externe meldroutes op te starten. Professionals die daarvan afwijken, worden argwanend bekeken. In de documentaire verwondert iemand van Veilig Thuis zich over de vasthoudende inzet van de verloskundige voor haar cliënten. De (dreigende) uithuisplaatsingen van nieuwe baby’s, lijkt ze uit te stralen, is niet háár zaak. 

Hoe kon het zover komen? Ergens valt het idee achter meldpunten nog te begrijpen. Het geeft inwoners en professionals de gelegenheid hun zorgen en ergernissen te adresseren zodat er actie kan worden ondernomen. In de praktijk schiet het z’n doel echter volledig voorbij. Talloze schadelijke gevolgen doen zich voor: stress bij gezinnen, afnemende vertrouwensrelaties tussen reguliere professionals en cliënten, buurtbewoners die niet meer op elkaar afstappen maar alleen anoniem melden. En er is geen onderzoek dat aantoont dat een stringentere meldcultuur leidt tot minder huiselijk geweld en kindermishandeling.

De dreiging van een formele melding hangt voortdurend boven de markt

Kernfout

De kernfout is de volledige focus op het al dan niet ingrijpen op basis van dossiervorming en vastgestelde criteria over veiligheid, toelaatbaarheid en zelfs goed ouder-, huurder- of buurmanschap. Het duurzaam naast anderen staan en vanuit die verantwoordelijkheid werken, is vervangen door onderzoek, vergelijking, beoordeling en, als er wat loos is, doorzetten naar anderen of acuut ingrijpen. Het gevolg is dat de dreiging van een formele melding voortdurend boven de markt hangt, bij alle betrokkenen.

De oplossing begint bij de erkenning dat de huidige route van het toenemend (verplicht) melden een dood spoor is. Deze erkenning heeft aanzienlijke gevolgen, waarover we graag met u het gesprek aangaan.

Onze bepleite relationele benadering is overigens niet soft. Het vraagt om stevige professionals die vanuit de relatie weten hoe te handelen en wanneer in te grijpen. De verloskundige uit de documentaire is er een mooi voorbeeld van.

Bert Wienen is associate lector Jeugd bij de Hogeschool Windesheim en was tot voor kort gemeenteraadslid in Assen en lid van de VNG-commissie Zorg, Jeugd en Onderwijs. Hij heeft als professional en projectleider in de jeugdhulp en in het onderwijs gewerkt.

Bron en meer

DOWNLOAD ARTIKEL

Topambtenaar Boereboom uit de toeslagenaffaire keert gewoon weer terug

TROUW  Column Welmoed Vlieger 24 augustus 2021

Afgelopen week is zo’n week die niet snel uit het collectief geheugen verdwijnen zal. Een die begon met de val van Kaboel en de pijnlijk trage reactie daarop van het kabinet, dat vóór het zomerreces al aan de Kamer had beloofd de Afghaanse tolken die werkzaam voor Nederland waren geweest in veiligheid te brengen. Daarna de debatten, het eindeloze gedraai en gegoochel met woorden om maar niet de eigen incompetentie in de ogen te hoeven zien. Soms vraag je je af: zou falen niet passen in het zelfbeeld en vooral het gestileerde zelfontwerp van succes en stijgende carrièreladders?

Het was ook de week waarin de ministerraad instemde met het voorstel van demissionair minister

Ollongren om Marcelis Boereboom aan te stellen als secretaris-generaal bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Een instemming die nogal wat vraagtekens oproept daar Boereboom één van de ambtelijke hoofdrolspelers was in de toeslagenaffaire, waarin tienduizenden mensen vermorzeld raakten in de raderen van de Belastingdienst. Vele gedupeerden wachten nog altijd op compensatie en worstelen met de psychische en financiële nasleep van dit schandaal.

Ik vraag me dan toch af: welke boodschap geef je met Boerebooms benoeming af aan de gedupeerden, aan de samenleving als geheel? Wat betekent het voor het toch al kwetsbare vertrouwen in de overheid bij grote groepen mensen, voor de brede roep – ook in politiek Den Haag zelf – om een nieuwe bestuurscultuur? Allemaal vragen waar Ollongren, de ministerraad en Boereboom zelf kennelijk niet in het minst op hebben gereflecteerd, zo mogen we onder andere concluderen uit de feestelijke aankondiging van de benoeming door het Ministerie in een flitsend promotiefilmpje op sociale media. Welkom Marcelis Boereboom!

In het filmpje vertelt de secretaris-generaal in spe over zijn motivatie, dat hij blij is terug te kunnen keren naar het departement waar hij ooit als jonge ambtenaar zijn carrière begon. Opmerkelijk genoeg gaat het in hele filmpje met geen woord over de inhoud, over wat hij concreet wil doen en bereiken op het ministerie.

Vanwaar toch die focus bij politici, bewindslieden en topambtenaren op de eigen positie en biografie als het om belangrijke en vaak ook beladen kwesties gaat? Ik herinner me nog hoe Sigrid Kaag in december in een Instagrambericht over vrouwenemancipatie vertelde hoe zij als student had geworsteld met welke universiteit zij moest kiezen: die van Oxford, Cambridge of toch die van Exeter? Niet veel later vertelde Hugo de Jonge over zijn rol als coronaminister dat het de mooiste klus is die je je maar kunt wensen, dat het zwaar is maar tegelijkertijd een geweldige eer, iets wat hij ‘nooit had willen missen’.

Bron en meer: Bron en meer

Download:  TROUW Verdieping 24 augustus 2021

COMMENTAAR:

HADDEN WE TOT VOOR KORT DHR. ERIC GERRITSEN ALS HOOGSTE AMBTENAAR OP VWS – ONS ZORGMINISTERIE- , NU KOMT DAAR EEN MISLUKTE AMBTENAAR VAN DE BELASTINGDIENST OP DIE STOEL.

Dhr. Gerritsen was afkomstig van de Jeugdbescherming Amsterdam -Amstelland en werd IN 2013/4 naar Den Haag gehaald door zijn goede vriend Martin van Rijn, de PvdA politicus en zorgeconoom, die jarenlang niets deed aan de ernstige problemen binnen de jeugdhulp.

Talloze brieven beantwoordde hij (namens de Minister?) met standaardachtige en folderachtige antwoorden tot vlak voor de zomer eind juni 2021 Medio september – na een prachtige lange vakantieperiode- komt op VWS als baas, als secretaris (-generaal SG) dhr. Boereboom. Als deze man weinig goeds heeft betekent voor zijn Belastingdienst en mede schuldig is aan de schandalen bij die dienst, waarom deze man benoemen op zo’n hoge post bij een zorgministerie? Die letters VWS staan toch niet voor Veel Wantrouwen door Sukkels.

Er zou volgens minister-president Rutte een andere bestuurscultuur komen in Den Haag. Deze benoeming met een vorstelijk salaris van minimaal € 5500.– per maand is daar geen goed voorbeeld van. Deze benoeming is een teken van de heersende macht tegenover een onmachtige tegenmacht.

Ingezonden aan Maassluisse Krant Plaatsing

17 augustus 2021

Wat is Jeugdbescherming al jarenlang een trieste zaak! Wat een liegende instanties zijn er en allesafstempelende zogenaamde kinderrechters
om kinderen – vaak onterecht – uithuis te plaatsen. Uithuisplaatsen: een drama voor het kind, de ouders en de gemeente.
Wat een ellende, wat een nood onder kinderen en ouders betrokken bij de jeugdhulp.
Deze Wethouders Jeugd en ook mevr. Silos zullen zich aan de wet houden.
Wethouders Jeugd zoeken terecht (!) naar alternatieven in hun gemeenten voor de huidige slechte Jeugdzorg  (zoals JBRR).
STICHTING DUTCH CHILD CENTER als cliëntenorganisatie van kinderen en ouders bij de jeugdhulp is bijzonder blij met het rapport
of ook wel genoemd MVS Kerndocument EEN BETERE BASIS en wenst alle medewerkers veel succes voor een betere vrijwillige jeugdhulp
op basis van vormen van samenwerking binnen de gemeenten(n).
Alternatief voor die dure en kindbeschadigende uithuisplaatsing is: intensieve ambulante thuishulp. Kinderen horen thuis.
Alleen in extreme gevallen horen kinderen (tijdelijk) uit huis.
Voorkom Jeugdzorg door goede thuiszorg. Dat de gemeenten Maassluis-Vlaardingen en Schiedam daarmee beginnen: geweldig.

Organisatie : Stichting Dutch Child Center
[E]
Jan van der Kooi

210817 Ingezonden aan Maassluisse Krant

KAMERVRAGEN

Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks) aan de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de documentaire «Goede Moeders»

(ingezonden 8 juli 2021).

210708 De documentaire Goede Moeders

MEDEDELING DUTCH CHILD:
Inmiddels circuleert “op Fb een dertiende (13) vraag:
” Is uithuisplaatsing door perverse prikkels mensenhandel “
DUTCH CHILD begrijpt de emotie achter deze vraag goed.
Wie zou die emotie nu niet begrijpen.
Alleen deze vraag is vermoedelijk niet afkomstig van ons zeer gewaardeerd Kamerlid Lisa Westerveld.
Zo werkt dit niet: anoniem nepberichten op Facebook plaatsen.
Ga dan in gesprek met iemand of zoek contact, hoe moeilijk je dit misschien ook vindt.
Geen nepberichten (van nepinstanties) s.v.p.,
die hebben we al meer dan genoeg