Antwoorden Kamervragen over het bericht jeugdzorg faalt

Datum: 29 november 2021

Hierbij zend ik u, mede namens de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Peters (CDA) over het bericht jeugdzorg faalt: jong kind soms niet meer terug naar ouders door onthechting’ (2021Z19916).

De Minister voor Rechtsbescherming,

Sander Dekker

Antwoorden van de minister voor Rechtsbescherming op de schriftelijke vragen van het lid Peters (CDA) over het bericht ‘Jeugdzorg faalt: jong kind soms niet meer terug naar ouders door onthechting’

(ingezonden 10 november 2021, 2021Z19916)

Vraag 1 Heeft u kennisgenomen van het bericht dat jonge kinderen die tijdelijk uit huis geplaatst zijn, soms niet meer terugkeren naar de biologische ouders, omdat sprake zou zijn van hechting in het pleeggezin?

Antwoord op vraag 1

Ja.

Vraag 2 Kunt u bij benadering aangeven hoeveel kinderen na (tijdelijke) uithuisplaatsing niet meer terugkeren naar hun biologische ouders vanwege hechtingsproblemen? Zo nee, bent u bereid hier onderzoek naar te doen?

Antwoord op vraag 2

Er zijn op dit moment geen cijfers beschikbaar over hoe vaak het voorkomt dat kinderen (niet) kunnen worden teruggeplaatst bij hun ouders vanwege hechtingsproblemen. De cijfers over het aantal uithuisplaatsingen worden sinds 2015 gereconstrueerd door te kijken naar de samenloop van een ondertoezichtstelling met jeugdhulp met verblijf (een jeugdige die op een enig moment in een jaar naast een ondertoezichtstelling ook jeugdhulp met verblijf ontvangt, bijvoorbeeld pleegzorg). Om nog beter zicht te krijgen op het aantal uithuisplaatsingen, alsmede de duur van een uithuisplaatsing, worden vanaf 2022 door het CBS bij Gecertificeerde Instellingen gegevens uitgevraagd met betrekking tot de machtigingen uithuisplaatsingen (aantal afgegeven machtigingen, duur afgegeven machtigingen en aantal machtigingen dat is beëindigd). Het aantal machtigingen dat is beëindigd vormt vervolgens een indicatie voor het aantal kinderen dat weer is teruggeplaatst en het aantal kinderen voor wie dat niet mogelijk was. Maar ook met deze cijfers krijgen we geen zicht op het aantal kinderen dat niet terug kan keren naar hun ouders wegens hechtingsproblemen.

 

Vraag 3 Kunt u bij benadering aangeven wanneer sprake is van een zodanige hechting in het pleeggezin, dat een kind niet meer terug zou kunnen naar de biologische ouders? Staan hier termijnen en/of richtlijnen voor? Waarop zijn deze termijnen/richtlijnen gebaseerd?

Antwoord op vraag 3

Het besluit om een kind uit huis te plaatsen of terug te plaatsen wordt steeds per kind en per situatie gemaakt. De mogelijkheden voor terugplaatsen worden zorgvuldig afgewogen en op basis daarvan wordt bepaald wat het beste is voor een kind.

De richtlijn ‘Uithuisplaatsing voor jeugdhulp en jeugdbescherming’2 geeft professionals een kader voor het nemen van dergelijke ingrijpende besluiten. Ook de richtlijnen ‘Pleegzorg voor jeugdhulp en jeugdbescherming’3 moeten door professionals, betrokken bij uitvoering van pleegzorg, gehanteerd worden. Deze richtlijnen hebben altijd de insteek dat het kind indien mogelijk weer bij zijn of haar ouders gaat wonen.

Belangrijk uitgangspunt is steeds het ontwikkelingsperspectief van het kind. Met de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen (2015) heeft dit ontwikkelingsperspectief van het kind een centrale positie gekregen in de rechtsgronden voor de ondertoezichtstelling en gezagsbeëindigende maatregel met het ‘aanvaardbare termijn-criterium’. De aanvaardbare termijn verwijst naar de periode van onzekerheid die een kind kan overbruggen met betrekking tot de vraag in welk gezin hij verder zal opgroeien (het perspectief van het kind) zonder schade op te lopen in zijn ontwikkeling.

Hechting van een kind aan een pleeggezin of gezinshuisouders is niet de enige factor die meespeelt bij een besluit een kind al dan niet te laten terugkeren naar de ouders. De leeftijd van het kind speelt bijvoorbeeld een rol. Maar ook de persoonskenmerken van het kind en de ouders, de ontwikkelingsbehoefte van het kind, de opvoedingscapaciteiten van de ouders en een veilige opvoedsituatie zijn factoren die steeds gewogen worden door professionals.

 

Vraag 4 Herkent u het beeld dat het ontbreken van goed contact en daadwerkelijke hulp aan het gezin, de terugkeer van uit huis geplaatste kinderen vertraagt n ernstig bemoeilijkt? Zo ja, wat is uw reactie hierop?

Antwoord op vraag 4

Ja, dit beeld herkennen wij. De inzet van hulp bij een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing moet gericht zijn op dat ouders zelf weer de verantwoordelijkheid over de verzorging en opvoeding van hun kind kunnen dragen. Actuele knelpunten, zoals wachtlijsten voor onderzoek en jeugdhulp en voor jeugd en volwassen GGZ, staan effectieve hulp en bescherming soms in de weg. Dat kinderen en ouders hiervan de dupe kunnen zijn is niet goed. Dat kan en moet beter. In de WGO-brief van 22 november 20214 is uw Kamer geïnformeerd over de aanpak van deze knelpunten. Ik verwijs u ook naar het antwoord op vraag 7.

Vraag 5 Herkent u het beeld dat tevens het gebrek aan waarheidsvinding en aan een onafhankelijke toetsing van wat medewerkers van jeugdzorg in gezinnen constateren, leidt tot onnodige uithuisplaatsingen van (jonge) kinderen? Zo ja, wat is uw reactie hierop?

Antwoord op vraag 5

Een uithuisplaatsing van een kind is een zeer ingrijpende beslissing voor het kind, de ouders en andere betrokkenen. Dergelijke beslissingen dienen uiterst zorgvuldig tot stand te komen. Daarbij hoort goed feitenonderzoek. Er zijn regelmatig berichten waarin zorgen worden geuit over de kwaliteit van het feitenonderzoek. Deze signalen nemen wij zeer serieus.

Dat het doen van feitenonderzoek in de praktijk beter kan, wordt ook door de betrokken organisaties onderkend. Daarom investeren zij voortdurend in het doen van zorgvuldig en navolgbaar onderzoek en in een goede samenwerking met kinderen en ouders. Daarmee moeten onterechte uithuisplaatsingen voorkomen worden. Steeds moet worden afgewogen of een uithuisplaatsing nodig is en of dit de beste optie is voor een kind. Dat geldt ook voor de beslissing een uithuisplaatsing te beëindigen en het kind weer terug te laten keren naar zijn of haar ouders.

In aanvulling op het staande beleid binnen de betrokken organisaties is er het Actieplan Verbetering Feitenonderzoek in de jeugdbeschermingsketen. Veilig Thuis, Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) en Gecertificeerde Instellingen (GI) zijn gezamenlijk opdrachtgever van het Actieplan. Dit Actieplan loopt nog tot eind 2021. In 2022 wordt het Actieplan geëvalueerd. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (hierna: Inspectie) gaat daarnaast starten met toezicht naar de kwaliteit van het feitenonderzoek.

Vraag 6 Deelt u de mening dat het uitgangspunt bij het (tijdelijk) uithuisplaatsen van jonge kinderen in beginsel altijd moet zijn, dat zij terugkeren naar de biologische ouders?

Antwoord op vraag 6

Ja, die mening deel ik. Het is ook nadrukkelijk het doel van de jeugdhulp om hulp zo kleinschalig en zo thuis mogelijk in te richten.

Het doel van een ondertoezichtstelling, maar ook van een uithuisplaatsing is om ouders zelf weer de verantwoordelijkheid over het kind te geven. De aanpak is gericht op het verbeteren van de situatie in het gezin, zodat een kind weer veilig thuis kan opgroeien en zich daar verder kan ontwikkelen. Want het is het beste voor een kind om in een veilige thuissituatie op te groeien.

Vraag 7 Wat is uw reactie op de stelling van Jeugdzorg Nederland dat “het niet goed gaat in de jeugdzorg en gezinnen en kinderen vaak niet de hulp en begeleiding krijgen die ze nodig hebben. Ook wij vinden dat het te vaak niet goed gaat”?

Antwoord op vraag 7

Alle kinderen, jongeren en gezinnen verdienen het om tijdig passende hulp te krijgen wanneer zij die nodig hebben. Daarom zijn diverse acties in gang gezet binnen het programma Zorg voor de Jeugd (waar Jeugdzorg Nederland in deelneemt) om kinderen en gezinnen die zorg nodig hebben beter te kunnen helpen. Daarnaast investeren we in de aanpak van complexe casuïstiek met behulp van de inzet van regionale expertteams en de bovenregionale expertisecentra. Wanneer de benodigde zorg lokaal niet van de grond komt of zorg vastloopt, kunnen regionale expertteams jeugd helpen om passende hulp te organiseren. De betreffende gemeente kan het regionale expertteams jeugd inschakelen, maar ouders en jongeren mogen zich ook zelf tot het expertteam wenden. Expertteams kunnen zich laten bijstaan door de bovenregionale expertisecentra.

Helaas ontvangen nog niet alle kinderen goede zorg. Samen met Jeugdzorg Nederland en vele andere partners werken we daarom aan de Hervormingsagenda Jeugd om betere en tijdige zorg en ondersteuning te bieden aan kinderen en gezinnen die dit nodig hebben en het jeugdhulpstelsel houdbaar en betaalbaar te houden.

Vraag 8 Deelt u de mening dat jeugdzorg vanaf het eerste moment waarop een kind uit huis wordt geplaatst, moet werken aan een zo spoedig mogelijke terugkeer naar de biologische ouders?

Antwoord op vraag 8

Ja, die mening deel ik. Ik verwijs u hiervoor naar het antwoord op vraag 6.

Vraag 9 Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat voortaan de hoogste prioriteit gegeven gaat worden aan een spoedige terugkeer van uit huis geplaatste kinderen naar hun biologische ouders?

Antwoord op vraag 9

Het streven is altijd een kind weer thuis te laten wonen en het onderzoek is erop gericht om na te gaan of en hoe dit het beste kan. De vraag of een uithuisgeplaatst kind weer terug kan naar de ouders, wordt steeds per kind en per situatie zorgvuldig gewogen.

De ambitie is daarnaast steeds gericht op het verminderen van het aantal uithuisplaatsingen. De mate waarin een kind met een ondertoezichtstelling uit huis wordt geplaatst, is gedaald van 40% in 2016 naar 32% in 2020. Er wordt in Nederland dus minder uithuisgeplaatst dan voorheen. Dat is een positieve ontwikkeling.

Zoals toegezegd5, heeft op 8 november 2021 een ronde tafel in het kader van het voorkomen van uithuisplaatsingen plaatsgevonden. De uitkomsten hiervan treft u aan in bovengenoemde WGO-brief van 22 november 2021. Ze zullen worden meegenomen in de opstelling van de Hervormingsagenda.

Daarnaast richt de Hervormingsagenda zich ook op het voorkomen van uithuisplaatsingen en het verkorten van jeugdhulptrajecten. Het doel hiervan is dat kinderen en ouders sneller passende hulp ontvangen en uithuisplaatsingen zo kort mogelijk duren.

Download: Antwoorden Kamervragen 2021Z19916

COMMENTAAR DUTCH CHILD:

Fijn dat dhr. Peters deze vragen nu stelt.
Jammer dat deze vragen nu pas komen.
Immers we waren als Stichting al 3 keer in 2018 en 2019 bij dhr. Peters op bezoek.
De antwoorden van Minister Dekker zijn weer alles-ontkennend. Bij Minister Dekker zijn geen (tien)duizenden kinderen ONTERECHT uithuisgeplaatst.
Vanaf 2016 tot 2020 zijn er 8(acht) % minder kinderen uithuisgeplaatst.
Wat een geweldige prestatie voor Dekker en zijn ambtenaren ….. 8%, zo ben je tot 2050 wel bezig ….. om het Jeugdzorgdrama in te dammen.
En dat CBS, meneer Dekker: kent het woord uithuisplaatsing niet eens.
Vandaar uw eerste ontkennende antwoorden.

Meneer Dekker: wanneer stopt u?

Vragen van het lid Peters (CDA) over «Belastingdienst gaf advies over omgaan met klagers in Jeugdzorg»

Vragen van het lid Peters (CDA) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport en de Minister voor Rechtsbescherming over het bericht
«Belastingdienst gaf advies over omgaan met klagers in Jeugdzorg»

Ingezonden 17 november 2021.

Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat jeugdzorg aan de Belastingdienst advies heeft gevraagd over de vraag hoe om te gaan met klachten van ouders?

Vraag 2
Klopt dit bericht en zo ja, wanneer is dat advies gevraagd en wat was hiervoor de (directe) aanleiding?

Vraag 3
Waarom is uitgerekend aan de Belastingdienst, die in de toeslagenaffaire heeft laten zien niet of slecht met klachten van ouders om te gaan, om advies gevraagd?

Vraag 4
Is het juist dat het advies van de Belastingdienst ertoe heeft geleid dat de regels voor het indienen van klachten over professionals zijn aangescherpt?

Vraag 5
Zo ja, hoe zien deze regels er precies uit?

Vraag 6
Herinnert u zich de ingediende en aangenomen motie Tielen/Peters van 21 juni 2018 bij de evaluatie van de Jeugdwet, waarin de regering wordt verzocht om te onderzoeken hoe de verschillende procedures met betrekking
tot klachtbemiddeling en/of geschilbeslechting bij elkaar gevoegd en gestroomlijnd kunnen worden?

Download artikel: Belastingdienst gaf advies over omgaan met klagers in Jeugdzorg

Antwoorden: Kamervragen over het bericht Uithuisplaatsingen onder gedupeerden toeslagenaffaire

Zorg & Sociaalweb  2 november 2021

Minister Dekker (Rechtsbescherming) beantwoordt Kamervragen naar aanleiding van het bericht ‘Uithuisplaatsingen onder gedupeerden toeslagenaffaire’.

Hij doet dit mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), de staatssecretaris van Financiën, Toeslagen en Douane en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS.

Hij kreeg de vragen van de Tweede Kamerleden Kwint (SP), Omtzigt (Omtzigt), Azarkan (DENK), Inge van Dijk (CDA), Arib (PvdA) en Ceder (ChristenUnie).

Antwoorden van de Minister voor Rechtsbescherming op schriftelijke vragen van de leden Kwint (SP), Omtzigt (Omtzigt), Azarkan (DENK), Inge van Dijk (CDA), Arib (PvdA) en Ceder (ChristenUnie) over het bericht ‘Uithuisplaatsingen onder gedupeerden toeslagenaffaire’ (ingezonden 21 oktober 2021,2021Z18307).

Vraag 1. Wat is uw reactie op het bericht dat meer dan 1100 kinderen uit huis zijn geplaatst bij gezinnen die de dupe zijn geworden van het toeslagenschandaal?

Antwoord op vraag 1.

Ik vind het verschrikkelijk wanneer de problemen met de kinderopvangtoeslag op welke manier dan ook een rol gespeeld hebben bij het uit huis plaatsen van kinderen van gedupeerde ouders. Uithuisplaatsingen zijn voor kinderen en ouders per definitie bijzonder heftig. Als problemen rond de kinderopvangtoeslag de problematiek in gezinnen hebben veroorzaakt of verergerd, is dat extra pijnlijk om te moeten constateren.

De inzet van het kabinet bij het herstel van de problemen met de kinderopvangtoeslag is gericht op het bieden van brede hulp en ondersteuning aan alle gedupeerde ouders en kinderen. Door het kabinet zijn reeds diverse maatregelen getroffen. Deze regelingen gelden ook voor de ouders en kinderen waarbij een uithuisplaatsing aan de orde is of is geweest. Specifiek voor ouders en kinderen die nu nog te maken hebben met een uithuisplaatsing is echter meer nodig, zoals een plek waar zij met vragen terecht kunnen. Wij zijn met de VNG, gemeenten, jeugdzorginstellingen en -aanbieders bezig om een precieze route te bepalen hoe deze gedupeerde ouders en hun kinderen het beste geholpen kunnen worden. Daarbij wordt bekeken waar ondersteuning en hulp nodig is en in hoeverre een lopende uithuisplaatsing heroverwogen kan worden. Dit vereist per situatie een individuele afweging waarbij het belang van het kind voorop dient te staan.

Daarnaast zullen we in de komende periode onderzoeken hoe de jeugdbeschermingsketen heeft gefunctioneerd in situaties waarin problemen met de kinderopvangtoeslag een rol hebben gespeeld bij het besluit rond een uithuisplaatsing en welke lessen hieruit zijn te trekken.

Vraag 2. Waarom moeten wij vragen om deze reactie in plaats van dat we deze krijgen? Had u niet kunnen vermoeden dat de Kamer – gezien de meerdere sets gestelde Kamervragen – bovengemiddelde interesse had in deze gegevens? Op welk moment heeft u opdracht tot dit onderzoek gegeven en wanneer heeft u kennis genomen van de resultaten?

Antwoord op vraag 2.

Mede gelet op de door uw Kamer gestelde schriftelijke vragen is het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) verzocht om met spoed een analyse te maken van het aantal kinderen dat uithuisgeplaatst is van ouders die behoren tot de gedupeerden van de problemen met de kinderopvangtoeslag. Wij hebben de cijfers 15 oktober jl. ontvangen en het CBS is op 18 oktober jl. overgegaan tot publicatie op de eigen website, conform het embargobeleid van het CBS. Het was de bedoeling de cijfers in samenhang met een uitgewerkt plan van aanpak naar uw Kamer te sturen. Bij nader inzien hadden de cijfers direct naar uw Kamer gestuurd moeten worden. Dit is uiteindelijk op 21 oktober jl. gebeurd.

Vraag 3. Waarom omvat het onderzoek van CBS alleen de jaren 2015 -2020? Bent u bereid dit uit te breiden naar alle jaren waarvan we nu al weten dat het toeslagenschandaal een grote rol speelde? En bent u bereid ook diepgaander onderzoek te doen naar de correlatie tussen het toeslagenschandaal en de uithuisplaatsingen? Kunt u hierin ook een uitsplitsing maken naar leeftijd van de kinderen?

Antwoord op vraag 3.

Met ingang van de decentralisatie van de jeugdzorg naar gemeenten op 1 januari 2015 is het CBS gestart met het structureel verzamelen van gegevens over jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering. Over de jaren daarvoor was hierover geen centrale registratie.

Een causaal verband tussen problemen met de kinderopvangtoeslag en uithuisplaatsing is heel ingewikkeld te onderzoeken en mogelijk daardoor ook niet vast te stellen. Toch vinden we het belangrijk om te weten of de problemen met de kinderopvangtoeslag een rol hebben gespeeld bij het besluit rond een uithuisplaatsing – en of procedures ook goed en zorgvuldig zijn gevolgd.

Om meer over de achtergronden te weten te komen, ze tten we in op twee sporen. In de eerste plaats hebben betrokken organisaties zoals de gecertificeerde instellingen en de Raad voor de Kinderbescherming zelf aangegeven te zullen reflecteren op hun eigen handelen. De Rechtspraak heeft dat ook aangekondigd. Zij zullen bekijken of ze zaken over het hoofd hebben gezien, met als doel een beter inzicht te krijgen en daar eventueel lessen uit te trekken.

In de tweede plaats zijn we met de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en Inspectie JenV in gesprek over het doen van een nader onderzoek. Het gaat dan om de vraag of er in het geval van de gedupeerde gezinnen (als gevolg van de problemen rond de kinderopvangtoeslag) anders is gehandeld dan bij gezinnen die niet zijn geraakt door de problemen rond de kinderopvangtoeslag. Daar moet helderheid over komen. We overwegen daarbij ook de mogelijkheid om een beperkt vooronderzoek te doen om al sneller een eerste indruk te kunnen krijgen.

Aan het CBS zal worden gevraagd een uitsplitsing naar leeftijd te verstrekken, evenals een overzicht per gemeente en jeugdregio en een verfijning naar de soorten jeugdbeschermingsmaatregelen.

Vraag 4. Kunt u de cijfers aantonen van gedupeerde ouders die vanaf 2008 dakloos zijn geraakt als gevolg van hun financiële situatie? Kunt u aantonen hoe vaak dit de aanleiding was voor uithuisplaatsing van kinderen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord op vraag 4.

Het CBS publiceert sinds 1 januari 2009 het onderzoek ‘Dakloos in Nederland’ waarin de omvang van de populatie dakloze mensen in Nederland jaarlijks op een specifieke peildatum wordt geschat. Het CBS maakt gebruikt van specifieke registers en verzamelt de cijfers voor geen ander doel dan het verschaffen van inzicht in de omvang en achtergrondkenmerken (zoals geslacht en leeftijd) van de populatie dakloze mensen in Nederland. Om na te gaan hoeveel gedupeerde ouders vanaf 2008 dakloos zijn geraakt als gevolg van hun financiële situatie, zouden er andere gegevens op persoonsniveau betrokken moeten worden. Omdat het een benadering betreft en er andere factoren van invloed kunnen zijn geweest die nu niet worden meegenomen in het jaarlijkse onderzoek kan er op basis van de huidige gegevens geen causaal verband gelegd worden tussen de populatie dakloze mensen en de gedupeerde ouders.

De inzet van het kabinet bij het herstel van de problemen met de kinderopvangtoeslag is gericht op het bieden van brede hulp en ondersteuning aan alle gedupeerde ouders en kinderen. Minstens zo belangrijk, naast de financiële ondersteuning, is de overige ondersteuning en hulp die beschikbaar is voor gedupeerde ouders. Zo kunnen zij via de gemeente hulp krijgen op vijf leefgebieden: wonen, hulp bij schulden, gezondheid, werk of dagbesteding en gezin. Ook als een ouder in het verleden al hulp heeft gezocht of heeft gehad van de gemeente, kijkt de gemeente met de ouder opnieuw wat er nodig is voor het gezin.

Vraag 5. Kun u meer informatie verstrekken over de gronden waarop deze 1115 kinderen uit huis zijn geplaatst? Zo nee, waarom niet?

Antwoord op vraag 5.

Nee, deze specifieke informatie is niet beschikbaar. Er is geen centrale registratie van de gronden op basis waarvan een uithuisplaatsing wordt ingezet.

Alleen het hebben van financiële problemen vormt geen grond voor een uithuisplaatsing. Op het moment dat een besluit tot uithuisplaatsing wordt genomen moet er sprake zijn van een onveilige situatie of ernstige ontwikkelingsbedreiging van het kind die op dat moment in het gezin niet kan worden opgelost. Vaak door een opeenstapeling van problemen, waarbij te denken valt aan (huiselijk) geweld, verslavingsproblematiek, ernstige gedragsproblematiek, verwaarlozing of structureel schoolverzuim.

Vraag 6. Deelt u de mening van de indieners dat de overheid een ereschuld heeft in te lossen naar gezinnen en dat dus alles in het werk gesteld moet worden om waar mogelijk kinderen zo snel als veilig kan weer terug te laten keren naar hun gezin?

Antwoord op vraag 6.

Wij delen de mening dat uit huis geplaatste kinderen terug naar huis moeten keren, mits het daar veilig is en in het belang van de ontwikkeling van het kind. Dat is altijd het streven en geldt ook voor uit huis geplaatste kinderen van gedupeerde ouders. Samen met de VNG, gemeenten, jeugdzorginstellingen en – aanbieders zijn wij bezig om een precieze route te bepalen hoe deze gedupeerde ouders en hun kinderen het beste geholpen kunnen worden. Daarbij wordt bekeken waar ondersteuning en hulp nodig is en in hoeverre een lopende uithuisplaatsing heroverwogen kan worden. Dit vereist per situatie een individuele afweging waarbij het belang van het kind voorop dient te staan. Het toewerken naar terugplaatsing en het feitelijk beëindigen van een uithuisplaatsing is een mogelijke uitkomst maar dit staat niet vast en zal niet in alle gevallen mogelijk zijn. Ook als er wel mogelijkheden gezien worden, kan tijd nodig zijn om de gezinssituatie voldoende te verbeteren. Dit heeft te maken met de soms langdurige en complexe problematiek in het gezin.

Vraag 7. Bent u bereid om contact op te nemen met alle te traceren gezinnen waarvan kinderen nu nog uit huis geplaatst zijn om in nauw overleg te kijken wat de overheid kan doen om kinderen zo snel als veilig mogelijk weer thuis te laten komen? Bent u bereid om hiernaast ook een speciaal telefoonnummer te openen voor ouders die denken dat ze hier de dupe van zijn geworden?

Antwoord op vraag 7.

In lijn met de opzet van de brede hersteloperatie kunnen gedupeerde ouders zich melden bij de gemeenten. Wij vinden het belangrijk dat het initiatief bij ouders zelf ligt, omdat mogelijk niet alle ouders bemoeienis vanuit de overheid op prijs stellen. Voor ouders en kinderen die op dit moment nog te maken hebben met een uithuisplaatsing werkt het Rijk samen met de VNG en vertegenwoordigers van de RvdK, jeugdbescherming en jeugdhulpaanbieders aan een voorstel voor een aanpak. Deze aanpak moet zorgvuldig worden uitgewerkt en getoetst op haalbaarheid. Uw Kamer ontvangt dit voorstel zo snel mogelijk.

Vraag 8. Wat vindt u van de reactie van Janet Ramesar, die stelt dat behalve vanwege de beperkte duur, er nog meerdere redenen kunnen zijn waarom het aantal gedupeerde gezinnen nog weleens veel groter kan zijn? Klopt het dat het CBS alleen gekeken heeft naar gevallen waar een formele maatregel is opgelegd? Bent u bereid om na te gaan hoeveel kinderen onder druk, maar formeel vrijwillig uit huis geplaatst zijn?

Vraag 9. Bent u bereid om in een vervolgonderzoek ook soortgelijke gevallen mee te nemen zodat er een compleet beeld ontstaat?

Antwoorden op vraag 8 en vraag 9.

De cijfers van het CBS geven bij benadering een antwoord op de door uw Kamer gestelde vraag hoeveel kinderen van gedupeerde ouders gedwongen uit huis zijn geplaatst. Het CBS heeft deze gegevens geanalyseerd op samenloop met jeugdbescherming en jeugdhulp met verblijf in de periode 2015-2020. 3) 4)

Aangezien nog niet alle ouders die zich gemeld hebben bij UHT een eerste toets hebben gehad, kan het aantal kinderen hoger liggen. Daarnaast melden zich nog steeds ouders aan als gedupeerde. De periode waarop de analys e ziet (2015 – 2020) heeft te maken met de ingang van de Jeugdwet per 2015 en hoe vanaf dat moment de registratie bij het CBS is vormgegeven. Zie ook mijn antwoord op vraag 3.

De cijfers van het CBS hebben geen betrekking op het aantal uithuisplaatsingen zonder een formele machtiging uithuisplaatsing. Dit kan allerlei vormen van uithuisplaatsing omvatten, zoals verblijf in een gezinshuis of in een (netwerk) pleeggezin in de weekenden of een aantal dagen doordeweeks, opname in een kliniek voor eetstoornissen of andere specialistische GGZ-zorg of verblijf in een logeerhuis.

Er bestaat daarbij geen zicht op de reden of de intensiteit van het verblijf. Het CBS publiceert elk halfjaar cijfers over het totale aantal kinderen met jeugdhulp met verblijf en zonder verblijf, waarbij er dus een formeel jeugdhulptraject door de gemeente wordt gefinancierd. Het CBS heeft geen zicht op kinderen die op informele basis elders wonen dan bij hun ouders.

In de berichtgeving wordt een uithuisplaatsing op vrijwillige basis vaak negatief uitgelegd. Wij begrijpen dat ouders zich soms onder druk gezet voelen. Wij willen daar tegenover zetten dat het helpend kan zijn ouders te motiveren om hulp te accepteren, waarbij de ouders de regie in de opvoeding en het contact met het kind goed behouden. Een uithuisplaatsing op vrijwillige basis is tijdelijk en kan in die zin ook een adempauze betekenen.

Vraag 10. Kunt u aangeven hoeveel kinderen er zitten in het bronbestand ‘kinderen van gedupeerden kinderopvangtoeslagaffaire’, dat de belastingdienst aan het CBS heeft verschaft?

Antwoord op vraag 10.

Het CBS heeft ten behoeve van deze analyse van de Uitvoeringsinstantie Herstel Toeslagen (UHT) gegevens ontvangen van circa 50.000 kinderen die in beeld zijn als kind van gedupeerde ouders.

Vraag 11. Op welke termijn kunnen we uw plannen tegemoet zien om deze gezinnen ook op dit – extreem pijnlijke – gebied recht te doen? Hoe gaat u de Kamer structureel informeren over de voortgang in de afhandeling?

Antwoord op vraag 11.

Uw Kamer ontvangt zo snel mogelijk het voorstel voor een aanpak voor gedupeerde ouders en kinderen die te maken hebben met een uithuisplaatsing. In de voortgangsrapportages Hersteloperatie zal ik Uw Kamer over de voortgang van de uitvoering van het plan van aanpak informeren.

Bron en meer ….

Download artikel: Antwoorden Kamervragen

UITHUISPLAATSEN — OOK KINDERMISHANDELING?

OPROEP : WIE WERKT MEE? SNEL ?

Van Maandag 15 tot en met Vrijdag 19 november organiseren

Ned. Jeugd Instituut, Movisie, Ministerie VWS en J/V (Justitie en Veiligheid)

een wee over kindermishandeling.

Podcasts, Webinars worden georganiseerd. Mogelijkheid van lezing?

Graag en ook dringend nodig ik ouders en /of specialisten ( advocaat, orthopedagoog, arts-psychiater) uit om samen vanuit DUTCH CHILD ons geluid te laten horen en dat geluid is heel – heel hard nodig. De enorm schadelijke kanten van UHP worden nauwelijks gehoord.

UITHUIS –OOK KINDERMISHANDELING ?

Heeft u ook ervaring met een potcast of webinar? Workshop organiseren ?

Bel z.s.m. 0620673029. Dit weekend organiseren als onderdeel in die komende week!

 

Lees ook de Gelderlander 07-07-2021 Journalist Albert Heller over UITHUISPLAATSINGEN

Geketend aan dossiers

Geketend aan dossiers: Ouders en kinderen lijden onder fouten in de jeugdbescherming

Er zijn structurele problemen in de jeugdbescherming die de politiek in Den Haag maar niet oplost. Foute inschattingen door hulpverleners hebben gigantische gevolgen in deze regio, blijkt uit dossiers en gesprekken met betrokkenen.

De Gelderlander  Albert Heller 07- juli 2021

Vier jaar streed een 50-jarige moeder uit Neder-Betuwe tegen de uithuisplaatsing van haar twee kinderen, tienerzoons. Inmiddels zijn ze terug. ‘De doelen zijn gehaald’, was de boodschap van de laatste jeugdbeschermer toen haar zoons weer thuis kwamen wonen.
Het zorgde voor grote verbazing bij de moeder en haar advocaat, die jarenlang streden tegen de uithuisplaatsing. Want feitelijk was er niets anders in de situatie bij de moeder, dan op het moment dat de kinderen uit huis worden geplaatst. ,,En nu zijn de kinderen getraumatiseerd door jeugdzorg” zegt de moeder.
Het gezin maakte aan den lijve mee hoe groot de problemen zijn in de jeugdbescherming. In het dossier dat ervoor zorgde dat de kinderen lang uit huis zijn geweest stond onder meer dat de vrouw zwakzinnig is, vertelt Monique Gerson, destijds de advocaat van de moeder. ,,Dat klopt niet. Heel raar dat dat in de dossiers terecht is gekomen, zonder dat dit ooit echt is onderzocht.”

Bron en meer ….

Download artikel Geketend aan dossiers