Antwoorden op Kamervragen van de Kamerleden 5 juni 2020

Antwoorden op Kamervragen van de Kamerleden Wörsdörfer (VVD) en Westerveld (GL) over het artikel ‘Jeugdzorgbedden weg in Oss en Boxtel, kan dat wel?’.
5 juni 2020
 
Vraag 1. Bent u bekend met het artikel ‘Jeugdzorgbedden weg in Oss en Boxtel, kan dat wel?’? 1)
Antwoord op vraag 1. Ja.
 
Vraag 2.
Op welke wijze wordt er op regionaal, maar ook op landelijk niveau ‘meegekeken’ en bezien wat dit voor impact heeft op de wachtlijsten voor zwaardere jeugdzorg?
Antwoord op vraag 2.
Gemeenten hebben de jeugdhulpplicht. Zij dienen hiertoe in voldoende mate jeugdhulp in te kopen, opdat zij tijdig passende jeugdhulp kunnen bieden. Bij te lange wachttijden is er geen sprake van tijdig passende jeugdhulp. Gemeenten dienen hier dus rekening mee te houden bij hun inkoop.
Waar nodig verplicht de Jeugdwet gemeenten om regionaal samen te werken waar dit een doelmatige en doeltreffende uitvoering van de Jeugdwet ten goede komt. In de memorie van toelichting wordt dit nader uitgewerkt en wordt onder andere aan de inkoop van specialistische vormen van jeugdhulp gerefereerd.
De combinatie van regionale samenwerking en de jeugdhulpplicht maakt dat bij de inkoop van specialistische vormen van jeugdhulp voldoende regionaal ‘meegekeken’ zou moeten worden op de impact op wachtlijsten.
In het artikel van het Brabants Dagblad zijn het de samenwerkende gemeenten in de jeugdzorgregio Noordoost-Brabant die gezamenlijk de specialistische vormen van jeugdhulp inkopen.
In de praktijk blijkt de regionale samenwerking tussen gemeenten nog wel eens onder druk te staan. Dit leidt tot problemen welke ik onder meer in mijn brief aan uw Kamer van 7 november 20191 heb toegelicht.
Zoals aangekondigd ben ik dan ook voornemens om een aantal aanpassingen in de Jeugdwet door te voeren, waaronder het vastleggen van niet-vrijblijvende samenwerking tussen gemeenten op een aantal onderdelen.
Deze niet-blijvende samenwerking dient ook te leiden tot een betere afstemming tussen jeugdhulpregio’s bij de inkoop van specialistische vormen van jeugdhulp. Dit opdat de optelsom van de inkoop op regioniveau ook op het bovenregionale en landelijke niveau tot voldoende beschikbaarheid van specialistische jeugdhulp leidt.
In mijn brief van 20 maart 2020 ‘Perspectief voor de Jeugd’2 heb ik u geïnformeerd hoe ik een niet vrijblijvende regionale samenwerking ga vormgeven.
 
Vraag 3.
Bent u ervan op de hoogte dat met enige regelmaat in rapporten van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd wordt geconstateerd dat er sprake is van wachtlijsten voor bepaalde behandelingen voor jongeren, waaronder de zogenoemde zware jeugdzorg? Zo ja, voert u hierover ook gesprekken met de
Inspectie?
1 Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, 31 839, nr. 699
2 Tweede Kamer, vergaderjaar 2019-2020, 31839, nr. 723
Pagina 2 van 4
Antwoord op vraag 3.
De inspectie heeft inderdaad de afgelopen tijd in een aantal publicaties geconstateerd dat sprake is van wachtlijsten. Voorbeelden daarvan zijn het rapport naar aanleiding van toezicht bij drie Rotterdamse jeugdhulpaanbieders, Enver, Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (JBRR) en de Rotterdamse wijkteams van april 20193, de Factsheet Terugdringen vrijheidsbeperkende maatregelen in de Jeugdzorgplus van juni 20194, het rapport over de gecertificeerde instellingen Kwetsbare kinderen onvoldoende beschermd en het signalement over de jeugdbeschermingsketen dat de inspectie uitbracht met de Inspectie Justitie en Veiligheid, beiden van november 20195.
De inspectie constateert hierbij onder meer dat er voor de meer kwetsbare groepen sprake is van een stapeling van wachttijden.
 
Vraag 4.
Is er bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd een beeld voor welke behandelingen deze wachtlijsten zijn en wat de omvang is? Zo ja, kunt u dit met de Kamer delen?
Antwoord op vraag 4.
De inspectie gaat als toezichthouder na of er verantwoorde en veilige jeugdhulp wordt geleverd. De IGJ richt zich met haar thematisch toezicht onder andere op de vraag of kinderen en hun ouders tijdig passende hulp krijgen bij de aanpak van hun problemen. Uit het toezicht bij de gecertificeerde instellingen komt overstijgend naar voren dat juist kinderen en gezinnen met de meest complexe problemen het langst moeten wachten op hulp. Deze kinderen hebben vaak met een cumulatie van wachttijden (bij verschillende instellingen) te maken.
Naast thematisch toezicht voert de inspectie toezicht uit op de afzonderlijke jeugdhulpinstellingen. Bij het toezicht op afzonderlijke instellingen gaat zij na of verantwoorde en veilige jeugdhulp wordt geleverd. De inspectie houdt niet van elke instelling bij of, en zo ja, hoe lang de wachttijd is. Hier zijn gemeenten verantwoordelijk voor. Zij hebben de jeugdhulpplicht en zijn verantwoordelijk voor voldoende passend hulpaanbod.
 
Vraag 5.
Bent u het met ons eens dat wijzigingen van wetten en beleid gebaseerd moeten zijn op feiten en analyses? En bent u het met ons eens dat zicht op de omvang en aard van de wachtlijsten daarvoor dan ook relevant is?
Antwoord op vraag 5.
Vanzelfsprekend dient wetgeving en beleid zo veel als mogelijk gebaseerd te zijn op feiten en analyses. Het zicht op de aard, omvang en daarmee oplossingsrichtingen van te lange wachttijden is daar ook relevant voor, echter niet op landelijk niveau. De aard, omvang en met name ook de oorzaken van wachttijden verschillen door het land sterk van elkaar, en dus is een regionale aanpak noodzakelijk, met regionaal inzicht. Alleen op regionaal niveau kan een passende oplossing voor te lange wachttijden worden geboden.
 

Antwoorden op Kamervragen van het Kamerlid Westerveld (GL) over dwangbehandelingen in de jeugdzorg 23 februari 2020.

Dossier (2020Z03761)30 april 2020  ( Ingekorte versie )

Vraag 1. Wat is de stand van zaken als het gaat om het terugdringen van repressieve en vrijheidsbeperkende maatregelen in de jeugdzorg? Zijn inmiddels alle instellingen bezocht met als focus het terugdringen van repressieve en vrijheidsbeperkende maatregelen?1

1 De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (hierna: inspectie) is een toezichtproject gestart waarin speciale aandacht is voor repressieve en vrijheidsbeperkende maatregelen. In het eerste kwartaal van 2019 zijn alle gesloten jeugdhulp instellingen bezocht en dit heeft geleid tot de Factsheet terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen in de gesloten jeugdhulp die ik u op 18 juni 2019 heb toegezonden.2 Als vervolg hierop heeft de inspectie in 2019 en begin 2020 alle Orthopedagogische Behandelcentra (OBC’s) met een Bopz-aanmerking bezocht en daarnaast een aantal instellingen voor Jeugd GGZ. De factsheets van deze toezichtronden volgen naar verwachting in april/mei van dit jaar.

Vraag 2. Wat zijn de uitkomsten van deze bezoeken? Zijn instellingen voornemens om mee te werken aan het afbouwen van repressiemaatregelen en gedwongen afzondering? Zo nee, wat zijn de volgende stappen?

2 In genoemde Factsheet van 18 juni 2019 staan de uitkomsten van de bezoeken van de gesloten jeugdhulp instellingen. De inspectie zag tijdens het onderzoek dat alle instellingen werken aan een leefklimaat dat meer op de ontwikkeling van jeugdigen gericht is en waarin jeugdigen minder vrijheidsbeperkende maatregelen krijgen opgelegd. Dat is onderdeel van het plan ‘De best passende zorg voor kwetsbare jongeren’ waarvan een van de doelen is het naar nul brengen van het aantal gedwongen afzonderingen. Daartoe is het project ‘Ik laat je niet alleen’ van start gegaan met een nulmeting en gezamenlijke definitie van gedwongen afzonderen. De eerste fase daarvan is afgerond. Ook daarover heb ik op 18 juni 2019 geïnformeerd. De instellingen zetten dit voort met onder andere een aantal nieuwe metingen, continuering van een lerend netwerk en het delen van goede alternatieven en voorbeelden.

Vraag 3. Kunt u een update geven van de ambitie om per 2021 het separeren van jongeren wettelijk te verbieden?

3 Zie antwoord op vraag 4.

Vraag 4. Wat is de stand van zaken met betrekking tot het wetsvoorstel om de rechtspositie van jongeren te verbeteren?

4 Het is mijn streven om het wetsvoorstel voor 1 juli 2020 in consultatie te brengen.

Vraag 5. Hoe vaak komt gedwongen afzondering voor? Wordt het per instelling bijgehouden? In hoeverre heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) toezicht op gedwongen afzonderingen?

5 Gesloten jeugdhulpinstellingen zijn zelf verantwoordelijk voor de registratie van vrijheidsbeperkende maatregelen, waaronder gedwongen afzonderingen. Binnen het bovengenoemde project ‘Ik laat je niet alleen’ hebben de instellingen samen afgesproken welke vrijheidsbeperkende maatregelen zij gaan registreren en op welke manier, daarbij rekening houdend met de wettelijke vereisten hierover. Gesloten jeugdhulpinstellingen hebben geen wettelijke plicht om deze registratie aan de inspectie te sturen.

Op 18 juni 2019 heb ik u geïnformeerd over de uitkomsten van het project ‘Ik laat je niet alleen’.3 Uit de nulmeting bleek dat 98% van alle gemeten gedwongen afzonderingen gepland waren (verplichte rustmomenten); 2% daarvan waren niet geplande afzonderingen die instellingen inzetten als gevolg van een incident op een groep of daarbuiten. De eigen kamer wordt het vaakst ingezet als afzonderingsruimte (5% van de afzonderingen). De tweede meting van het aantal gedwongen afzonderingen vindt plaats in de periode van oktober 2019 tot mei 2020.

Vraag 6. Deelt u de mening dat een gedwongen verblijf op de eigen kamer ook een vorm van gedwongen afzondering is? Zo nee, wat valt er dan wel onder deze definitie?

6 Ja. Een gedwongen verblijf op de eigen kamer is ook een vorm van gedwongen afzondering.

Vraag 7. Is bekend hoe vaak overige dwangmiddelen zoals dwangvoeding en fixeren plaatsvindt? Hoe vindt het toezicht hierop plaats?

7 Gesloten jeugdhulpinstellingen zijn zelf verantwoordelijk voor de registratie van vrijheidsbeperkende maatregelen, waaronder dwangvoeding en fixeren. Gesloten jeugdhulpinstellingen hebben geen wettelijke plicht om deze registratie aan de inspectie te sturen. De inspectie heeft geen overzicht van het aantal dwangvoedingen, fixaties of andere vrijheidsbeperkende maatregelen. Zij kijkt bij haar toezicht op gesloten jeugdhulpinstellingen naar hoe zij vrijheidsbeperkende maatregelen inzetten en registreren en of dit navolgbaar is. Wanneer vrijheidsbeperkende maatregelen toegepast worden, dient de gesloten jeugdhulpinstelling heel goed uit te leggen waarom er geen alternatief mogelijk was. De inspectie doet dit zowel proactief tijdens regulier of thematisch toezicht als reactief in navolging op calamiteiten en wanneer klachten en signalen duiden op structurele tekortkomingen.

Vraag 8. Is er wetenschappelijk onderzoek naar de effectiviteit en de gevolgen van het toepassen van repressiemaatregelen? Is bekend wat dergelijke maatregelen op de langere termijn voor gevolgen hebben voor herstel en welzijn van jongeren? Zo nee, bent u bereid om onderzoek te laten doen?

8 In 2019 zijn twee proefschriften verschenen over het toepassen van vrijheidsbeperkende maatregelen in de gesloten jeugdhulp: – ‘Legitimiteit en rechtswaarborgen bij gesloten plaatsingen van kinderen: De externe rechtspositie van kinderen in gesloten jeugdhulp bezien vanuit kinder- en mensenrechten’ van Maria de Jong- de Kruijf. – ‘Under pressure. Repression in Residential Youth Care’ van Sofie de Valk

Hierover heb ik u bericht in de aanbiedingsbrief van het actieplan ‘De best passende zorg voor kwetsbare jongeren’.5 Uit het onderzoek van Maria de Jong-de Kruijf bleek dat een plaatsing in een gesloten jeugdhulpinstelling in veel gevallen geen rechterlijke keuze voor gesloten jeugdhulp is, maar eerder een keuze bij gebrek aan andere, meer behulpzame alternatieven. Het tweede proefschrift van Sophie de Valk licht toe hoe repressie in de gesloten jeugdhulp de effectiviteit van de behandeling bedreigt en toont aan dat repressie minder voorkomt in gezinsgerichte en kleinschalige voorzieningen. Voor een meer complete samenvatting en analyse van deze proefschriften verwijs ik naar de appendix die bij deze brief gevoegd was.6 Ik zie nu geen reden voor nieuw onderzoek.

Vraag 9. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de leidraad over hoe om te gaan met hele complexe problemen en het toedienen van dwangvoeding?

9 De leidraad is in ontwikkeling en voor de zomer gereed. Parallel aan de ontwikkeling van de leidraad is het landelijk netwerk dwangvoeding gestart met het geven van consultatie/second opinion. Dit maakt onderdeel uit van de landelijke ketenaanpak eetstoornissen (K-eet). De ervaringen van het geven van consultatie/second opinion in de praktijk worden meegenomen in de ontwikkeling van de leidraad.

Vraag 10. Heeft u kennisgenomen van het rapport van de IGJ van 16 december 2019 ‘Toezicht terugdringen separeren en afzonderen in de GGZ 2016-2019’?

10 Ja.

Vraag 11. Waarom is in dit rapport de Jeugdzorg Plus en de Justitiële Jeugdzorg niet meegenomen, terwijl er ook volgens de IGJ grote zorgen zijn in de Jeugdzorg Plus over het afzonderen?

11 Het rapport waarnaar wordt verwezen ziet op separeren en afzonderen in de GGZsector. Daarin zijn GGZ-instellingen als geheel beschouwd en is ook de jeugd-GGZ meegenomen. Gesloten jeugdhulp en justitiële jeugdzorg vallen niet onder de GGZ-sector. De onderzoeken in de gesloten jeugdhulp, orthopedagogische behandelcentra en de jeugd-GGZ hebben een bredere focus op de aanpak van het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen, waarbij het gehele leefklimaat voor jeugdigen wordt bezien. Dit staat beschreven in de genoemde Factsheet van 18 juni 2019.7 Justitiële jeugdinrichtingen zijn in dit onderzoek niet meegenomen omdat deze jeugdigen niet onder de jeugdwet vallen; over de JJI’s heeft de inspectie recent een rapportage uitgebracht. 8 Hierin is ook een passage opgenomen over het plaatsen in afzondering.

Vraag 12. Bent u bereid om de IGJ ook verslag uit te laten brengen van het toezicht op separeren en afzonderen in de jeugdzorg?

12 Zoals blijkt uit het voorgaande heeft de inspectie al verslag uitgebracht over vrijheidsbeperkende maatregelen in de gesloten jeugdhulp en zal zij dit nog doen voor de OBC’s en jeugd-GGZ.

Vraag 13. Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?

13 Ja.

Download: Beantwoording-kamervragen

COMMENTAAR STICHTING DUTCH CHILD CENTER:
Het Ministerie VWS onderzoekt zelf weinig tot niets. En dus verwijst de Minister in zijn antwoorden steeds naar de jeugdinrichtingen zelf en naar bijvoorbeeld de Inspectie Jeugd. En bij die Inspectie ben je als vader of moeder niet welkom, die Inspectie is een signalenfabriek. Hoe ernstig de klacht van vader of moeder ook is en hoe emotioneel je er door bent : voor de Inspectie is het maar. ….. een signaal.
Heb je ervaringen met die Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, bel of mail ons,
Want je bent NIET alleen. Er zijn vaak veel meer klachten. Maar het ontbreekt ons als ouders aan eenheid en respect …. En dan komt er niets of weinig van de grond. Samen veel sterker toch!
Even nog: BOPZ alweer een wat oudere wet en staat voor Bijzondere Opnemingen Psychiatrisch Ziekenhuis. Even: zijn er ook gewone opnemingen ?? Ja. Bijzonder betekent hier: via de Burgemeester of via de Rechtbank

 

Kamervragen van de leden (VVD) en (GroenLinks)

Vragen van de leden Wörsdörfer (VVD) en Westerveld (GroenLinks) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het artikel «Jeugdzorgbedden weg in Oss en Boxtel, kan dat wel?» (ingezonden 17 februari 2020).

Vragen van de leden (VVD) en (GroenLinks)

 

Vraag van Stichting Dutch Child Center DD 20 februari 2020 over HOENDERLOO:

Hoe denkt minister de Jonge de 200 plaatsen van de geslote jeugdinrichting PLURIJN – Hoenderloo te gaan regelen ?

 

 

ANTWOORDEN OP KAMERVRAGEN: Maarten Hijink Kamerlid SP

Antwoord op vragen van het lid Hijink over tijdelijke uithuisplaatsingen vanuit gezinshuizenAntwoord op vragen van het lid Hijink over tijdelijke uithuisplaatsingen vanuit gezinshuizen. Artikel 2.4 van de CAO Jeugdzorg biedt de mogelijkheid voor jeugdzorgorganisaties om met hun Ondernemingsraad of de Personeelsvertegenwoordiging (OR/PVT)

 

ANTWOORDEN OP KAMERVRAGEN: Maarten Hijink Kamerlid SP

 

ATTENTIE:
1  /  VOOR GEZINSHUISOUDERS EN GEZINSHUIS LEEST U GEWOON ZOALS
VROEGER : PLEEGOUDERS EN PLEEGADRES.
2  /  EEN ADRESSENBESTAND VAN PLEEGADRESSEN, WAAR MEER DAN 4
KINDEREN ZIJN GEPLAATST IS NATUURLIJK WEL BEKEND
GOUDA: MINIMAAL 2 ADRESSEN
STOLWIJK ( bij Gouda): 2 ADRESSEN waaronder 1 pleegadres van ruim 20 kinderen.