Uithuisplaatsingen vereisen wetenschappelijk onderzoek

door Mieke Krol & Richard Korver

Geen van de recente onderzoeken naar de uithuisplaatsing van kinderen in de toeslagenaffaire biedt echt inzicht in de toedracht, stellen jeugdrechtadvocaten Mieke Krol en Richard Korver. Ze pleiten voor onafhankelijk, wetenschappelijk onderzoek.

Het onderzoek van de Inspectie Justitie en Veiligheid naar de toeslagenouders en de uit huis geplaatste kinderen is een gemiste kans, schreven wij op 22 maart 2022 in het AD. We stelden dat het onderzoek onvolledig zou zijn aangezien de uitkomst van dat onderzoek geen compleet beeld kon geven over de omvang van de uithuisplaatsingen. Het betrof immers een onderzoek op ‘systeemniveau’.

Uiteindelijk bleken de zorgen terecht, doordat er een systeemanalyse en niet een individuele analyse heeft plaatsgevonden. Er is niet echt gekeken naar concrete zaken. De betrokken justitiabelen hadden daarom niets aan dit onderzoek. De Inspectie ging in het algemene onderzoek ook niet echt in op de samenloop tussen de schuldenproblematiek van de ouders en de uithuisplaatsing van hun kinderen. Was er nou wel of niet een samenloop? De Inspectie liet het in het midden.

In de Tweede Kamer riep Pieter Omtzigt in 2021 al dat er een onafhankelijk onderzoek moest komen. Verder vroeg de Kamer de regering voorstellen te doen hoe en wanneer de kinderen en ouders herenigd kunnen worden waar de uithuisplaatsingen nog voortduren. Op 10 februari 2023 schreven wij opnieuw een opinie. Want wat was de stand van zaken over dat onafhankelijk onderzoek? Het leek erop dat de toenmalige minister de dossiers liever gesloten hield voor vreemde ogen: dat onafhankelijk onderzoek was er nog steeds niet. Wel is er toentertijd een wet door de Kamer gekomen om gegevens van ouders en kinderen vrij te geven aan instanties zoals de Raad voor de rechtspraak, de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instellingen. Vreemd. Waarom wel alle instellingen die zelf de uithuisplaatsingen mogelijk maakten de kans geven om te kijken hoe ze het zelf hebben gedaan, maar echt onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek, zoals de Rijksuniversiteit Groningen voorstelde, onmogelijk maken? Dat onderzoek had in 2022 al een opzet waardoor duidelijk kon worden of er kinderen ten onrechte uit huis waren geplaatst door de schulden die de overheid aan de ouders oplegde. Het gaf bovendien mogelijkheden om dossiers te vinden waar gezinshereniging echt ter hand zou moeten worden genomen. Uiteindelijk heeft deze wet de mogelijkheid geboden voor wetenschappelijk onderzoek, maar zonder opdracht, geen onderzoek. U raadt het al: die opdracht kwam er niet.

Inmiddels is het nu mei 2025 en wat is de stand van zaken?

Het rapport van de Commissie-Hamer die de opdracht kreeg om onderzoek te doen, is eindelijk klaar. Dat rapport legt het totale disfunctioneren van de jeugdzorg duidelijk bloot. Dat is nadrukkelijk niet alleen het geval in zaken van toeslagenouders die te maken hebben met jeugdzorg maar veel breder. 

Maar ook Hamer trekt geen stevige conclusies. Het rapport van Hamer gaat ervan uit dat er waarschijnlijk een samenhang is tussen de schuldenproblematiek van de ouders en de uithuisplaatsingen. Maar wat is ‘waarschijnlijk’? Waarom niet echt een wetenschappelijk onderzoek dat het duidelijk maakt? Helemaal zorgelijk is dat de betrokken instellingen eigenlijk demonstreren waarom een slager niet zijn eigen vlees moet keuren. De Raad voor de Kinderbescherming, de Rechtspraak en de gecertificeerde instellingen hebben allemaal hun eigen dossiers onderzocht. U raadt het al: wij van WC-Eend hebben geen samenhang gevonden.

Wat Hamer ons leert en wat de gedupeerde ouders recent in hun noodkreet hebben geroepen, moet ook echt gebeuren, namelijk: onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek met daarbij een multidisciplinaire analyse of ouders en kind weer herenigd kunnen worden. Echt onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek is nodig om te kunnen verklaren hoe die uithuisplaatsingen tot stand kwamen.

Het zou het kabinet sieren om alsnog na drie jaar de opdracht te geven voor aanvullend en verdiepend wetenschappelijk onderzoek. Nog langer wachten, betekent dat straks alle kinderen volwassen zijn. Dan wordt de potentiële schade(claim) alleen maar groter.

Mieke Krol & Richard Korver, jeugdrechtadvocaten.

Bron: Uithuisplaatsingen vereisen wetenschappelijk onderzoek

Download artikel:  070525 Uithuisplaatsingen vereisen wetenschappelijk onderzoek

COMMENTAAR DUTCH CHILD:
Uithuisplaatsen is een zwaar of het zwaarste middel om kinderen te beschermen volgens de wet.
De gevolgen van een uithuisplaatsing zijn ontstellend groot en leidt in vele gevallen tot ouderverstoting-ovs.
Zowel jeugdinstanties als kinder”rechters” beseffen nauwelijks de ernst ervan.
UHP’s zijn zo traumatiserend, dat kinderen en ouders daaronder psychisch lijden.
Daarom moet alles erop gericht zijn dat uithuisplaatsen moet worden voorkomen.
Maar wat als jeugdinstanties moeten bestaan van UHP-kinderen?
Als jeugdinstanties ook zelf zorg gaan verlenen zoals WSG?
Wetenschappelijk onderzoek is hard nodig onder en voor die 3100 kinderen in de Toeslagaffaire.
En dan onder en voor die 3000 nieuwe UHP’s per jaar bij de Jeugdzorgaffaire.
Waar zijn JB, WSG en LdH mee bezig?
Wat doen wij als ouders? Doet u mee met DCC?

Vragen van het lid Faith Bruyning

2025Z08274

(ingezonden 24 april 2025)

Vragen van het lid Faith Bruyning (Nieuw Sociaal Contract) aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over kindverhoor naar aanleiding van de podcast ‘Scheidszaken’ van het NOS Jeugdjournaal.

1. Herinnert u zich de vragen van het lid Bruyning van 22 juli 2024 over kindgesprekken van kinderen bij rechters, naar aanleiding van de podcast ‘Scheidszaken’ van het Jeugdjournaal?[1]
2. Heeft u nog kennis van uw beantwoording op deze vragen, die aan de Kamer is verzonden op 30 augustus 2024?[2]
3. Herinnert u zich de aanvullende vragen van het lid Bruyning over kindgesprekken van kinderen bij rechters, naar aanleiding van de podcast ‘Scheidszaken’ van het Jeugdjournaal, ingestuurd op 18 februari 2025?[3]
4. Heeft u nog kennis van uw beantwoording op deze vragen, die aan de Kamer is verzonden op 2 april 2025?[4]
5. Staat u nog steeds achter de beantwoording, dat volgens het VN-Kinderrechtencomité kinderen gehoord dienen te worden in een omgeving die niet intimiderend of vijandig is en waarin rekening wordt gehouden met de leeftijd van het kind?
6. Kunt u specifiek aangeven in welke gerechten kindvriendelijke ruimtes (nog) niet beschikbaar zijn? Kunt u aangeven wanneer kindvriendelijke ruimtes wel overal bij elk gerecht beschikbaar zijn en daadwerkelijk worden gebruikt en hoeveel er dan per gerecht beschikbaar zijn? Kunt u aangeven waarom vraag 7 van de hiervoor genoemde aanvullende vragen [5] niet volledig is beantwoord?
7. Kunt u gespecificeerd aangeven welke gerechten kinderen een andere dag oproepen voor het kinderverhoor en dus niet dezelfde dag als de ouders? Kunt u aangeven welke gerechten kinderen nog horen op dezelfde dag als dat ouders een zitting hebben? Kunt u ook aangeven welke afwegingen de gerechten maken als zij kinderen wel voorafgaand aan de zitting willen horen, met het risico op mogelijke onwenselijke confrontaties? Hebben ouders zelf invloed op het laten horen voorafgaand aan de zitting?
8. Kunt u aangeven waarom er onderscheid gemaakt is in civiele jeugdrechtzaken en gezag- en omgangszaken voor de planning van een kindverhoor? Vindt u dit onderscheid niet vreemd, omdat een kind in zowel een civiele jeugdrechtzaak als een gezags- en omgangszaak opgeroepen kan worden en de minderjarige de ene keer dus wel op een juiste wijze gehoord wordt en de andere keer niet?
9. Klopt het dat u ondanks meerdere toezeggingen nog altijd niet in gesprek geweest bent met de initiatiefnemers van de in de aanvullende vragen [6] vermelde brandbrief van 2 september 2024 over het participatierecht van kinderen en het kindgesprek bij de rechters? Hoe kijkt u aan tegen het feit dat er meer dan een halfjaar later nog altijd geen gesprek is geweest met de initiatiefnemers over een brandbrief?

 

Download artikel:   Vragen van het lid Faith Bruyning

RECHTERS FOUT: GEZAG ONTERECHT AFGEPAKT

EUROPEES HOF VEROORDEELT NEDERLAND VOOR ONTERECHTE BEËINDIGING OUDERLIJK GEZAG

In een baanbrekende uitspraak in een zaak die ik namens een cliënte heb aangespannen heeft het Europees Hof op 15 april 2025 Nederland veroordeeld voor de schending van de mensenrechten. Het Hof oordeelde dat de rechtbank ten onrechte en te snel het ouderlijk gezag van een moeder heeft beëindigd, na een korte periode van uithuisplaatsing. Het Hof vindt dat er te snel is opgegeven om het dochtertje thuis te plaatsen, er onvoldoende onderzoek is gedaan om te kijken of de moeder toch in staat was om voor haar dochtertje te zorgen en onvoldoende rekening is gehouden met de specifieke kenmerken van moeder en haar dochter.

Al decennialang zijn er klachten van ouders, kinderen en jeugdrechtadvocaten over de manier waarop kinderen (al dan niet met spoed) uit huis worden geplaatst, de gebrekkige onderzoeken, de ongelijke rechtspositie van de ouders bij de kinderrechter, het gebrek aan werken aan terugplaatsing en de beperkte omgang als een kind uit huis is geplaatst. Ook uit de vele rapporten, onderzoeken en documentaires klinkt al jarenlang deze forse kritiek, zoals het onderzoek van de Kinderombudsman uit 2013 en het onderzoek van Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd naar het feitenonderzoek in 2022. Maar het Europees Hof had sinds de uitspraak over de spoeduithuisplaatsing van het kindje Venema in 2002 geen veroordeling van Nederland meer uitgesproken op het gebied van een uithuisplaatsing Het EHRM oordeelde toen dat ouders onvoldoende zijn betrokken in het besluitvormingsproces.

De zaak Van Slooten begon ook met een spoedmachtiging uithuisplaatsing in 2015. Deze gerechtelijke beslissing lag niet ter beoordeling voor bij het Europees Hof. Maar de gang van zaken is niet minder schrijnend en schokkend. De gezinsvoogd wilde zicht hebben op de minderjarige en wilde contact hebben met de moeder in verband met de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Die maatregel was uitgesproken op 22 oktober 2015. Moeder was vertrokken vanuit de ene instelling waar ze verbleef naar een andere instelling. Dit was gebeurd zonder overleg met de gezinsvoogd. De gezinsvoogd meende dat er sprake was van ‘onttrekking aan het gezag’. De gezinsvoogd mailt op 28 oktober 2015 naar de begeleiding van moeder dat er een machtiging uithuisplaatsing wordt gevraagd ALS er geen afspraak komt op 29 oktober 2015. Die afspraak maakt de moeder. De moeder mocht er dus vanuit gaan dat er geen machtiging uithuisplaatsing zou worden gevraagd. De gezinsvoogd vraagt en ontvangt echter alsnog op 29 oktober 2015 een spoedmachtiging uithuisplaatsing van de rechtbank. De gezinsvoogd informeert de rechtbank niet over de gemaakte afspraak. Ze gebruikt die machtiging ook daadwerkelijk: het moment dat was afgesproken om te praten en het meisje te zien, wordt door de gezinsvoogd aangegrepen en misbruikt om de dochter bij moeder weg te halen. Er is vijf man politie en vier man van de gecertificeerde instelling aanwezig om het meisje mee te nemen.

Daarna ziet moeder haar dochter enkele weken niet. De gecertificeerde instelling wil verder dat moeder een gezinsopname ondergaat bij gezinspsychiatrie van de GGZ Drenthe te Beilen. Maar moeder vindt het zware middel van een gezinsopname niet nodig, ze heeft geen vertrouwen in de gezinsvoogd en bovendien heeft ze slechte verhalen gehoord over deze instelling. Ze wil best meewerken aan onderzoek, maar dan op een andere manier of een gezinsopname bij een andere instelling.

De gecertificeerde instelling meent dat moeder te lang draalt. Al op 18 februari 2016 wordt het besluit genomen dat de dochter niet meer terugkeert bij haar moeder, omdat moeder niet akkoord gaat met de gezinsopname. “Moeder werkt niet mee”, oordeelt de gecertificeerde insteling. Dat besluit is dus al genomen binnen vier maanden na de start van de ondertoezichtstelling! Een direct gevolg hiervan is dat het contact tussen moeder en dochter verder wordt verminderd, eerst van eens in de week naar eens in de twee weken, gedurende anderhalf uur, begeleid. Nog geen jaar later zou de omgang nog verder worden verminderd naar eens in de vier weken.

Moeder vraagt bij de rechtbank om een nader onderzoek naar haar mogelijkheden om haar dochter te verzorgen en op te voeden. Zij presenteert bij de rechtbank zelfs een uitgebreid onderzoeksplan samen met haar begeleiding. Maar dit plan wordt door de rechtbank, mede op advies van de Raad voor de Kinderbescherming, als onvoldoende beoordeeld en afgewezen. De kinderrechter valt er onder meer over dat de moeder in haar onderzoeksplan als uitgangspunt heeft geformuleerd: “Uitgangspunt en gezamenlijk streven is dat de dochter weer thuis bij moeder komt”. De moeder sluit hiermee aan bij het uitgangspunt dat er gewerkt moet worden aan terugplaatsing. Dat is ook een positieve verplichting voor de overheid die voortvloeit uit het recht op een ongestoord gezins- en privéleven op grond van artikel 8 EVRM. De gecertificeerde instelling nam als uitgangpunt dat de dochter “woont op plek waar ze verzorging liefde en aandacht krijgt die ze nodig heeft”, lees: in het pleeggezin. De kinderrechters zijn het eens met de g.i., oordelen dat het perspectief van de dochter niet per se bij de moeder is en vinden dat het perspectief inmiddels ook niet meer onderzocht hoeft te worden vanwege het verstrijken van de tijd. Het meisje zit nu al te lang in het pleeggezin.

Het Europees Hof benadrukt in deze uitspraak dat het uitgangspunt wel degelijk dient te zijn dat het kind terugkeert in het gezin. Het Hof oordeelt verder dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de ouderschapscapaciteiten van deze moeder en dat het werken aan gezinshereniging / terugplaatsing te snel is opgegeven. Het Hof meent ook dat door de Raad voor de Kinderbescherming onvoldoende onderzoek is gedaan naar de minderjarige zelf. De raad heeft het over een ‘kwetsbaar’ kind, maar onderbouwt en specificeert dit niet. Ook is er onvoldoende rekening gehouden met de moeder zelf. De rechters hebben hier onvoldoende kritisch op getoetst.

De moeder heeft nadien nog drie kinderen gekregen waarvoor ze ook gewoon de verzorging en opvoeding vorm geeft. Het illustreert des te meer dat haar en haar dochter groot onrecht is aangedaan. Haar oudste dochter ziet ze nog steeds maar eens in de maand, begeleid door pleegmoeder.

Deze casus staat niet geïsoleerd. Recent bracht de WODC nog een rapport uit “Terugplaatsing na gedwongen uithuisplaatsing” waaruit blijkt dat: Veel uithuisplaatsingen beginnen met een spoedmachtiging;
Omgang niet direct na een uithuisplaatsing wordt opgestart, en vrijwel altijd eerst begeleid is;
De gecertificeerde instelling tijdens de ondertoezichtstelling een ‘perspectiefbesluit’ neemt, terwijl het perspectief van de minderjarige in beginsel gewoon thuis is;
Maar in ongeveer een vijfde van de gevallen zien de onderzoekers dat er gewerkt is aan thuisplaatsing. De ouders onderschrijven dit lage percentage. De gezinsvoogden hebben zelf de indruk dat dit percentage veel hoger is.
Uiteindelijk wordt maar zo’n 40% teruggeplaatst, waarvan een deel opnieuw uit huis werd geplaatst.

Met andere woorden: als je kind uit huis wordt geplaatst is de kans dat je je kind niet meer thuis krijgt veel groter dan dat je je kind wel terug krijgt. Het komt door onjuiste inzet en onvoldoende onderzoek door de hulpverlening. Rechters toetsen onvoldoende kritisch en gaan te snel uit van de stellingen vanuit de raad en de jeugdbescherming. Het Europees Hof geeft Nederland nu in deze casus daarvoor een veroordeling. Moeder krijgt met € 20.000,= schadevergoeding een klein doekje voor het bloeden.

Mr. drs. M. Erkens, Wateringen-den Haag

Bron:  https://www.eadvocaten.nl

Artikel downloaden:  RECHTERS FOUT GEZAG ONTERECHT AFGEPAKT

MELDEN VAN JEUGDZORGMISDRIJVEN

WEER EEN AFFAIRE ?

Weer een affaire? Er waren al zoveel affaires in het verleden.
Nederland: affaireland. Ja, en dan is deze de grootste ooit.
Het gaat hier om tienduizenden kinderen en ouders.
Om miljarden aan weggegooid zorggeld.
Jeugdzorgaffaire: met veel meer onrecht en verdriet dan bij de Toeslagaffaire.
Hier is zoveel mis, nauwelijks om op te schrijven.
En nog gaat het elke dag en elk uur mis.
Er kwam een leugenachtige sfeer rondom de jeugdzorg:
informatie is onjuist, ouders tegen instanties, instanties tegen instanties bij de rechter.
Kamerleden werden onjuist geïnformeerd, de nood onder kinderen en ouders werd en wordt niet gekend.
Kinderrechters, die ouders niet horen

Lees verder

Aangenomen en aangehouden moties ingediend bij de Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg

COMMENTAAR DUTCH CHILD

Een Wet Verbetering Jeugdzorg moet diverse gebreken van de Jeugdwet 2015 wegpoetsen. Wat een jarenlang karwei: het werd een karwei van 6 jaar.
Hoge ambtenaren, ministers en Kamerleden moeten zich ziek schamen. Een meer duidelijk bewijs is er niet: jeugdzorg had en heeft geen aandacht in Den Haag.
Er werd nu 6 jaar overgedaan om deze Wet Verbetering jeugdzorg aangenomen te krijgen. De Jeugdwet zelf verbeteren was veel eenvoudiger geweest!
Ja en dan zijn er nog meerdere AANGEHOUDEN moties; die moties moeten overnieuw worden ingediend door Kamerleden.
Niemand weet nog wie wat doet ?
DUIDELIJK is wel: wat een ambtenarij, wat een slecht Ministerie, wat een slechte Raad van State. En wat een slechte branche: al die jeugdinstanties …..
DIT MOE(S)T STOPPEN- HET MOET ANDERS – DE SCHOP DOOR DE JEUGDZORG

Jan van der Kooi, secretaris. (prive: al 15 jaar 2 kinderen kwijt JB West- Gouda)

DOWNLOAD:   010525 Motie van het lid Bruyning over participatie van kinderen bij beleid en besluitvorming

Moties:  1 april 2025

Motie 26 maart 2025
Motie van het lid Westerveld c.s. over alle aanbevelingen van de Deskundigencommissie Hervormingsagenda Jeugd overnemen
Besluit: Aangehouden.

Motie 26 maart 2025
Motie van het lid Westerveld over salarisverschillen tussen bestuurders, toezichthouders en jeugdhulpverleners in kaart brengen
Besluit: Aangenomen.

26 maart 2025
Motie van het lid Westerveld over keuzes met ingrijpende gevolgen voor het aanbod voorleggen aan gemeenten
Besluit: Aangenomen.

Motie 26 maart 2025
Motie van het lid Westerveld over vastleggen dat een intern toezichthouder niet daarnaast bestuurder is bij een andere jeugdhulpaanbieder
Besluit: Aangehouden.

Motie 26 maart 2025
Motie van de leden Dobbe en Krul over de mogelijke gevolgen van de bezuinigingen op gemeenten voor de jeugdzorg in kaart brengen
Besluit: Aangenomen.

Motie 26 maart 2025
Motie van het lid Van den Hil- VVD over de nadruk in de jeugdzorg verschuiven naar collectieve voorzieningen
Besluit: Aangenomen.

Motie 26 maart 2025
Motie van het lid Van den Hil- VVD over een consultatiefunctie ggz voor de jeugdzorg
Besluit: Aangenomen.

Motie 26 maart 2025
Motie van het lid Van den Hil -VVD c.s. over een consult jeugdhulp zonder indicatie binnen twee
Besluit: Aangenomen.

Motie 26 maart 2025
Motie van het lid Bruyning- NSC c.s. over maatregelen rond de reikwijdte van de jeugdhulp met spoed uitwerken
Besluit: Aangenomen.

Motie 26 maart 2025
Motie van het lid Bruyning – NSC c.s. over passende gespecialiseerde jeugdhulp voor kinderen in het vrijwillig kader
Besluit: Aangenomen.

Motie 26 maart 2025
Motie van het lid Ceder c.s. over de taakomschrijving van de NZa in aanvullende samenwerkingsafspraken uitwerken
Besluit: Aangenomen.

Motie 26 maart 2025
Motie van de leden Ceder en Westerveld over gemeenten rekenschap laten geven van hoe zij de sociale en pedagogische basis versterken Besluit: Aangenomen.
Motie van het lid Ceder- C.U over het functioneren van de RET’s na twee jaar evalueren
Besluit: Aangenomen.

Motie 26 maart 2025
Motie van het lid Crijns = PVV c.s. over elke twee jaar een rapport opstellen over de verplichte regionale samenwerking
Besluit: Aangenomen.

Motie 26 maart 2025
Motie van het lid Crijns- PVV over fusies van jeugdzorginstellingen alleen laten plaatsvinden na goedkeuring van de NZa
Besluit: Aangenomen.

Motie 26 maart 2025
Motie van het lid Stoffer c.s. over een voorstel voor een samenhangende jeugd- en gezinsaanpak
Besluit: Aangenomen

Motie 31 maart 2025
Gewijzigde motie van de leden Ceder en Stoffer over twee jaar na inwerkingtreding evalueren of de geformuleerde zorgvormen in het ontwerpbesluit passend zijn (t.v.v. 36546-61)
Besluit: Aangenomen.